Recent verscheen een boekje Afscheid van het oude Nederland door René van Stipriaan, met als ondertitel Kunnen we onze democratie nog redden? Luid bejubeld in een krant, mogelijk de NRC, Trouw of Volkskrant, kocht ik het. Benieuwd naar een verhelderende analyse over hoe het beter zou kunnen. Want er schijnt veel mis te zijn met de democratie. Rijken worden steeds rijker, armen steeds armer. Alarmkreten volop en dat in een wereld waar we nooit gedacht hadden in Europa opnieuw oorlog te moeten beleven. Het boekje begint met het geweeklaag dat arbeidsmigranten niet moeten zeuren over sociale rechten. Die waren bedoeld voor autochtonen, niet voor allochtonen. De schrijver is het daar natuurlijk niet mee eens. Dat is pure uitbuiting. Het is de voedingsbodem voor het verderfelijke populisme. Verdraagzaamheid gaat ter ziele. De schrijver begrijpt niet dat een fatsoenlijk geachte politieke partij als de VVD zich voor dat karretje laat spannen in de huidige kabinetsformatie. Desgevraagd laat een woordvoerder van die partij weten ‘Maar dit is wat de kiezers willen.’
De vader van de schrijver had op Drees gestemd maar was bekeerd naar de VVD. Dat zal wel door Den Uyl gekomen zijn, want toen was het het van de dam.
De conclusies van de schrijver zijn negatief. Het gaat over het verdriet van Nederland. Wilders is geradicaliseerd en bewondert dictators. Hij is een slecht mens. Van Stipriaan weet niet hoe het beter moet. Het roept herinneringen op aan de oorlog toen de beschaving ook teneinde leek te lopen.
Waarom lees ik het boekje met kromme tenen? Allereerst omdat immigratie niet veroordeeld mag worden. En toch is dat de meest in het oog springende oorzaak van veel ellende. De ongezonde bevolkingsaanwas zou niet ontstaan zijn als er geen misbruik van sociale voorzieningen werd gemaakt. Het levert een schijnwelvaart op dankzij schrijnende arbeidsomstandigheden in het verre oosten. Ik vergeet dan nog maar even die roekeloze gaswinning in Groningen.
In plaats van zich hierop op te richten keert Van Stipriaan het om. Hij veroordeelt het populisme. De term wordt gebruikt om een bepaalde stroming negatief neer te zetten. Het zou in strijd zijn met de rechtsstaat, racistisch, xenofoob, haatdragend enzovoorts. Het bedrijft goedkope propaganda door migranten als zondebok neer te zetten. Kortom met immigratie is niets mis mee.
Terwijl een klein land als het onze zich geen eindeloze immigratie kan veroorloven. In de tijd van Johan de Witt, zo’n 350 jaar geleden, telde ons land twee miljoen mensen, zeventig jaar geleden nog geen tien miljoen mensen en nu loopt het binnen de kortste keren naar twintig miljoen mensen. Het binnenstromende volk kent een onverdraagzame cultuur strijdig met onze grondwet. Dat zijn de oorzaken van het huizentekort, de wachtlijsten, de haat, het terrorisme, de moordlust, de aanslagen. Van Stipriaan zwijgt daarover, het zijn blinde vlekken.
Hij kan het populisme van Wilders veroordelen maar dat verandert weinig aan de realiteit. Populisme is het vermogen om door analfabeten als een ziener te worden gezien. Dat van Geert Wilders houdt in dat de ene godsdienst wel mag en de andere niet. Op zich kan dat helpen want de ene godsdienst geeft meer ellende dan de andere.
Daarmee komen we aan die andere blinde vlek en dat is de godsdienst. Godsdienst is een gevaarlijk middel om een samenleving te ordenen dat een grondwet in goede banen probeert te leiden. Van Stipriaan veroordeelt het christendom als het door Wilders aangehaald wordt om onze samenleving als superieure beschaving neer te zetten. Terecht, maar verder zwijgt hij er over.
Die zogenaamde vrijheid van godsdienst in de grondwet opgenomen om geloofsvervolging tegen te gaan. Niets meer en niets minder. Toch wordt het gebruikt om zich rechten toe te eigenen die ingrijpen op het leven van anderen. Te pas en te onpas wordt het gebruikt om tegenstanders de mond te snoeren. Voor abortusklinieken worden zwangere vrouwen belaagd door geloofsfanatici. Door rechters wordt daar weinig of niets mee gedaan. Ze gaan naar de kerk. In onze samenleving waar wij anders dan in islamitische landen geen geloofsvervolging kennen heeft het geen bestaansrecht.
Van Stipriaan tuint er regelrecht in. Op blz. 7 noemt hij twee voorbeelden van grondrechten, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Waarom ‘godsdienst’ en niet alleen ‘levensovertuiging’? Wat moet een kerkse rechter als er een beroep op gedaan wordt? Die weet zich geen raad.
Het woord godsdienst moet uit de grondwet geschrapt worden, levensovertuiging is voldoende. Voor immigranten met die ons wezensvreemde cultuur biedt het een open deur om onze grondwet uit te hollen. Van Stipriaan zwijgt erover.
Van Stipriaan heeft het over simplisme dat regeert in het parlement, aan de talkshows en de verkiezingsdebatten. Van Stipriaan wil het kennelijk anders. Helaas is dat onvermijdelijk wanneer complexe zaken in korte woorden uitgelegd moeten worden. Daar is niets mis mee. Als het maar duidelijk is dat de zaken niet zo eenvoudig liggen als ze lijken. Dat legt ook de verantwoordelijkheid bij de kiezer.
Ik begrijp dat Van Stipriaan met zijn boekje een poging wil doen een verklaring te vinden voor een ontwikkeling waar hij het niet mee eens is, het populisme, de verrechtsing, het simplisme. Hoe kan het gebeuren dat de Amerikaanse kiezers een president kiezen die Poetin zijn vriend noemt? Hoe kan het dat ze zich hebben laten misleiden? Van Stipriaan probeert een en ander bloot te leggen maar struikelt in het niemandsland van voor hem blinde vlekken. Van Stipriaan wil terug naar het vreedzame Nederland van voor de oorlog.
Daar is toch wel wat anders voor nodig dan die eindeloze herhaling van populistische stokpaardjes van het is niet eerlijk. De wereld is hard en kent geen medelijden. Dat heeft Trump ons tenminste geleerd. Er is een mentaliteitsverandering nodig dat niet alles vanzelf gaat. Dat rechten ontstaan door een prestatie te leveren. Gemok over anderen die het beter hebben helpt weinig. Ons land is gemaakt door jongens van Jan de Wit zei mijn grootmoeder. Daarvoor is Jan Salie in de plaats gekomen. Maar Van Stipriaan kijkt weg en schaart zich bij die zachte heelmeesters die ?
Als je beweert dat mensen zich moeten beheersen wordt je al snel van rechts beschuldigd al schijnt dat linkse gedoe zijn tijd gehad te hebben. Want rechts heeft dat simpelweg overgenomen. Het enige verschil tussen links en rechts is nog dat links het opneemt voor Mohammed en rechts voor Henk en Ingrid.
Regeren is vooruitzien. Kan dat eigenlijk wel in een democratie? Dat vraagt de schrijver zich niet af. Maar dat zou hij wel moeten doen. Want dat verklaart veel van dat vermaledijde populisme. Trump beweerde de oorlog in Oekraïne binnen 24 uur geregeld te hebben. Zo ken ik er ook nog een paar. Het klimaatprobleem is direct opgelost als iedereen de helft minder eet. De ellende met immigranten en Poetin ook als de Verenigde Staten van Europa een driejarige dienstplicht hebben en immigranten moeten dienen voor een verblijfsvergunning. Vandaar die zucht van populisten naar dictatoriale heersers. Want dan geldt ‘regeren is vooruitzien’.
Van Stipriaan hanteert idealen waarvan hij zich zou moeten afvragen of die haalbaar zijn. Voor het communisme was de heilsleer dat alle mensen gelijk zijn, wat ontaardde in banditisme. Voor linkse mensen is het de verongelijktheid, het geloof in rechten zonder een vorm van tegenprestatie. Voor de hebzuchtigen is er de verslaving aan het bankgetal.
Onbaatzuchtige liefde bestaat niet. Van het socialistische sprookje zijn miljoenen dwangarbeiders in het verre oosten de dupe. Zij werken zich te pletter voor een habbekrats zodat in Nederland achterover geleund kan worden met als gevolg de immigratie, de haperende gezondheidszorg, de ongezonde levenswijze met overgewicht.
Een werkelijk vreedzame samenleving ontstaat alleen als de kiezer zich niet laat bedriegen en weerbaar is.
In het universiteitsmuseum van de RUG is een spotprent te zien waar de wetenschap ons toe brengt. Ooit begon het begon met knotsen en speren, daarna kwam de atoombom en het zal dan ook met knotsen en speren eindigen.