HET GEBEURT

Twee jonge overvallers, van Marokkaanse afkomst, hebben hun overval op een juwelier in Deurne duur moeten bekopen. Zij lieten het leven, geveld door één of meerdere kogels. Er is nog steeds onduidelijkheid over de toedracht, door wie zij zijn doodgeschoten. De vrouw van de juwelier was haar echtgenoot te hulp gesneld, met een pistool waar geen vergunning voor was. Beide overvallers waren gewapend, de één ook met een vuurwapen, de ander met een ander wapen. Het juweliersechtpaar is aangehouden, maar al snel weer vrij gelaten. Die vrijlating wekte de woede van jongeren van Marokkaanse afkomst die het juweliersechtpaar vastgehouden wilden zien. Die woede werd aangewakkerd door bewindslieden die het gebeurde tot bedrijfsrisico van overvallers rekenen.

Media en strafpleiters vielen over elkaar heen. Het werd niet hardop gezegd maar onderhuids voelde men de klacht. Hier was sprake van klassejustitie. Hier werden Marokkanen gestigmatiseerd. Hier was aanzetting tot haat. Het was onjuist hen als etnische groep weg te zetten. Het verhoudingsgewijs hoge criminaliteitscijfer voor deze groep kon verklaard worden. Er golden verontschuldigingen. Marokkanen kregen geen goede banen, stageplaatsen werden hen onthouden. Er werd geen rekening mee gehouden dat het gebeurde Wilders in de kaart speelde. Het was onjuist dat Marokkanen al op school de fout ingingen. Er waren ook goede Marokkanen.

Het was deze laatste opmerking die mij aan het denken zette. Die opmerking was zonder meer waar. Net zoals er ook goede Duitsers waren. Die hadden ook geleden onder het leed dat hun land de wereld had aangedaan en daar toch op werden aangekeken. Nog heden ten dage zijn er Duitsers die in het buitenland liever Engels spreken dan hun moedertaal.

Stigmatiseren, het beoordelen van mensen op karaktereigenschappen aan de hand van herkomst of uiterlijke kenmerken, is van alle tijden. Men kan het ook vooroordeel noemen. Het is echter een illusie te menen dat men zonder vooroordelen zou kunnen. De gemiddelde mens bestaat niet. Iedereen wijkt daar in mindere of meerdere mate van af. Iedere wetenschap bedient zich van dit middel om klaarheid te brengen in de boodschap. Men gaat allereerst af op verschijnselen. De zoöloog Nico Tinbergen toonde aan dat jonge kuikens denken dat een balpen hun moeder is als dat het eerste is wat ze wordt voorgehouden. Zij lopen er dan achter aan alsof het hun moeder is.

Ook in een geschil voor een rechter maakt men met het weergeven van vooral herkenbare standpunten meer kans op een goede uitslag dan met het weergeven van allerlei buitenissige details, al lijken die voor de pleitende partij zelf nog zo belangrijk.

Een verbod op stigmatiseren is snel gegeven maar kan verregaande gevolgen hebben. Want wat is stigmatiseren? Een criminele dader zal onzichtbaar moeten worden. Het vermelden van details, geboorte- of woonplaats, geboortejaar, land van herkomst enzovoorts houdt al snel een risico in. Het kan aangevallen, gebruikt, misbruikt worden door ieder die zegt met die ander vergeleken te worden. Een sprekend voorbeeld in dit verband is de discussie over Zwarte Piet. De geschiedenis van Zwarte Piet heeft niets met de geschiedenis van de slavernij te maken. Toch beelden velen zich dat in op grond van één simpele overeenkomst, de zwarte huidskleur.

Voor de goede Marokkaan is er troost. Het leven is een voortdurende strijd tegen onwelgevallige vooroordelen en daartegen helpt maar één remedie, hoe de ander te overtuigen van het tegendeel. Zij die zich deze moeite nemen zullen erkenning vinden. Zij die dat te lastig vinden, simpelweg de waarheid ontkennen, zullen de rotzooi voor zich uit blijven schuiven.

Echter gelet op de in de media gevoerde discussie leek dit zelfonderzoek tegen dovemansoren. In de televisie-uitzending van Pauw en Witteman van 31 maart j.l. werd bediscussieerd of men zich wel tegenover aanvallers moest verdedigen, of men zich maar niet gewoon moest overgeven. Beveiligingscamera’s, alarminstallaties, het zich bewapenen al of niet met vergunning, het zich verzetten, het aangaan van het gevecht, alles werd kritisch tegen het licht gehouden of het zin had, of het de toets der kritiek kon doorstaan.

Er was ook een post crimineel uitgenodigd, een bankovervaller, die zijn straf uitgezeten had. Deze post crimineel wees de overval af. Hij dacht ongetwijfeld aan zichzelf alsof hij de aangevallen juwelier zelf kon zijn. De andere gesprekspartners, waaronder een advocaat, wezen deze tunnelvisie af, voelden vooral mee met de daders, wat hen was overkomen. Er werd bij herhaling gewezen op passender maatregelen. Voorkomen was beter. Onze post crimineel haalde zijn schouders op en zei: “Het gebeurt”. Twee woorden van een kenner. Een hoofdcommissaris van politie mag dan in zijn nieuwjaarsrede met trots wijzen op een daling in de grafiek, het zal de geest niet veranderen. Sommige gesprekspartners, ongetwijfeld geschoolde sofisten, gebruikten niettemin zijn woorden om wederom te pleiten tegen strengere straffen, tegen stigmatiseren. Immers het gebeurt toch.

De angst sloeg mij om het hart. Als deze geleerde mensen er zo over dachten, wat kon je doen als het vreselijke gebeurde? Hoe zou je je kunnen verdedigen, het vege lijf redden? Weinig begrip daarvoor, wel voor een humaner strafrecht om daders te ontzien, voor een betere wereld. En ik dacht, is het niet beter gewoon dader te zijn, in plaats van slachtoffer? Ook die postcrimineel had gezegd: “Het gebeurt”. Had hij niet gelijk, zijn wij niet allen broeders? In het kwade dan.