LOUCHE ADVOCAAT
Volgens Peter R. de Vries is dit een pleonasme. Hij zei dit in het tv programma PAUW eergisteren, waar ook de advocaat Hiddema was uitgenodigd. Die beklaagde zich bij de rechter dat hij in een cartoon is uitgebeeld onder een bordje met daarop de tekst ‘louche advocaat’. Aan het eind van de uitzending ontkende Peter R. de Vries dat hij dat gezegd had. Dat was niet waar, maar het kan gezien worden als een slip of the tongue. Dat neemt niet weg dat er iets aan de hand is. Een slip of the tongue is vaak een gedachte die beter niet gezegd kan worden. Het kan ook een verkeerde gedachte zijn, een opwelling die rechtgezet moet worden. In mijn eigen ervaring is het in de volksmond inderdaad een pleonasme. Ik werd eens voorgesteld aan een hoogleraar in de infrastructuur die grote gemeenten voorschreef hoe ze hun stad moesten indelen. Hij vroeg naar mijn beroep en ik zei ‘advocaat’. Verschrikt stapte hij een meter achteruit.
Nu beklaagt de advocaat Hiddema zich bij de rechter dat hij in een cartoon is uitgebeeld onder een bordje met daarop ‘louche advocaat’. Volgens Hiddema kan dit niet gerechtvaardigd worden met de vrijheid van meningsuiting omdat zijn clientèle daarmee in diskrediet gebracht zou worden. Onderwijl probeerde hij in het programma tersluiks aandacht te vragen voor zijn nieuwe boek, wat helaas verhinderd werd. Daarvoor was hij niet uitgenodigd. Aan de orde was immers de kroongetuige Fred Ros, een crimineel die voor dertig jaar vast zit, maar die in de strategie van het openbaar ministerie bij de opsporing van een aantal moorden de waarheidsvinding kan dienen, omdat anders zijn strafvermindering niet doorgaat. Volgens Peter R. de Vries was dat geen valide argument, want het openbaar ministerie veronachtzaamde dat hij met zijn verklaringen de verdachten valselijk zou kunnen beschuldigen. Het openbaar ministerie zou alleen maar aan zijn eigen belang denken. Peter R. de Vries doelde kennelijk op crimefighters die het niet kunnen verkroppen dat moordenaars vrij blijven rondlopen en daarbij grenzen overschrijden.
De kernvraag bij dit alles is of rechtsregels die geschreven zijn voor de zogenaamde beschaafde gemeenschap ook gelden in de strijd tussen criminelen zelf. Er was eens een vonnis of een arrest over een beroep op dwaling om een overeenkomst tussen criminelen vernietigd te krijgen. Ik herinner mij niet meer de uitkomst, maar wel de machteloze commentaren van rechtsgeleerden. Had het allemaal wel zin? Natuurlijk, ook boeven hebben rechten, alleen geef je ze die dan worden ze misbruikt. Ja en wat dan?
Een soortgelijke sfeer hangt ook boven advocaten als Hiddema. In een vraaggesprek met de krant (nrcdeweek maandag 29 september 2014) zegt Hiddema: “Ik ben als advocaat regelmatig zeer onmaatschappelijk bezig…..Als ik iemand die levensgevaar oplevert op een vormfout vrij krijg, dan is ook voor mij de vraag ‘hoe rechtvaardig ik dat voor mijzelf’…..” En hij beantwoordt die vraag dan met “Dat ik er zoveel lol aan beleef. Puur aan het ambachtelijke. Op zo’n moment geeft je beroepstrots gewoon de doorslag. Dan kun je zeggen: ‘en nu loopt er dus een moordenaar los’. Dat is zo. Maar ja, zo is het leven. Er kan morgen ook een dakpan op zijn kop vallen. Het bestaan is nu eenmaal geplaveid met tegenslag en pech. Daar kan dit dan ook nog wel bij.”
In dit licht moeten wij de klacht van Hiddema tegen de cartoonist zien, die hem als louche advocaat neerzet. Hiddema vindt zichzelf niet louche, maar erkent onmaatschappelijk bezig te zijn. Het is een soort eerlijkheid als in de film Viridiana van Luis Bunuel, waarin een blinde zigeuner vertelt over zijn aanhouding wegens het lichten van het offerblok in de kerk. Om een veroordeling te ontlopen had hij zijn kompaan aangegeven. Trots vertelt hij dat de rechter hem had geprezen om zijn burgerlijk plichtsbesef.
Zelf herinner ik mij de vermaarde strafpleiter mr M.H. Huygens die in de jaren vijftig de Berkelse arts Opdam wegens moord op zijn vrouw bijstond, die zelf ook een tijdlang in hechtenis had gezeten. In de Groene Amsterdammer betoogde Martin van Amerongen ooit dat hij betwijfelt of dit soort advocaten wel de waarheid spreken. Zelf sprak ik eens met de gewezen buurman van deze mr Huygens ergens in de buurt van de Wassenaarseweg in Den Haag. Volgens die buurman was het bij Huygens altijd tot diep in de nacht een voortdurende herrie met luide muziek, beschonken mannen en vrouwen van verdacht allooi liepen in en uit. Ooit sprak mijn vader met de officier van justitie mr Gelinck, die voor het openbaar ministerie het proces tegen de Berkelse arts O. voerde. Mr Gelinck had de mond vol over de gewiekstheid van mr Huygens, die iedereen op het verkeerde been kon zetten.
Ik kom er niet om heen wat persoonlijk indrukken over de advocaat Hiddema weer te geven, zoals hij daar op de buis zijn zaakjes bepleitte. Een schilderachtige figuur, een geraffineerde ijdeltuit, het hoofd glimmend van het vet met het vermoeden dat de haardos betere dagen heeft gekend, de kleding, het jasje, de schoenen die aan de gang naar bepaalde etablissementen doen denken. De bestudeerde blik met het verst uitgezakte ooglid ter linkerzijde van het gelaat, de suggestie alles onder controle te hebben. Kortom de imitatie van een bepaald soort Siciliaan. Bij diens klacht tegen het woord louche kon de in deze sector goed ingelichte Peter R. de Vries een glimlach niet onderdrukken.
In wat voor wondere wereld leven wij toch, waar mens en karikatuur zo met elkaar lijken samen te vallen.