Blog Image

Celeste Lupus

Over dit weblog

Celeste Lupus schrijft over: literatuur, politiek, filosofie, recht, economie en wetenschap.

Film

Literatuur Posted on Sun, October 19, 2014 18:11:50

LA GRANDE BELLEZZA

 

De film La Grande Bellezza van Paolo Sorrentino uit 2013, in de Verenigde Staten winnaar van de Oscar voor de beste buitenlandse film, mist eigenlijk iedere intrige. Of het zou de levensloop moeten zijn van de mislukte romanschrijver maar geslaagde roddelverslaggever Jep Gambardella, zoiets als bij ons Ivo Niehe van de Tros of verder in de tijd terug Henk van der Meijden van De Telegraaf. De film boeit doordat het overkomt als een muurschildering dat tot leven komt. Een fresco, eerst als stilstaand beeld, maar waarin de toeschouwer verdwaalt, op zoek naar de samenhang en zo het onbewuste levend wordt. De bestaansangst der nuttelozen, die weinig te vertellen hebben en toch gezien willen worden. De oorlog lijkt uitgebannen, weggedacht, om het echte leven niet te hoeven ondergaan.

Als zich dat dan toch manifesteert is dat in de figuur van een moeder Theresia. Een kardinaal die ook ten tonele verschijnt lijkt eerst een karikatuur. Vol vuur kan hij vertellen over de kunst een smakelijke eendebout te bereiden. Als hij iets los moet laten over zijn roeping kijkt hij verstoord, van zijn à propos gebracht, kan alleen maar kwijt: ‘donna nobis pacem’ of zoiets.

Toch lijkt de kardinaal echter dan de moeder Theresia figuur. En dat is in zekere zin de verrassing in de film. De schijnheiligheid van Jep Gambardella komt sympathieker over dan die van de kardinaal. Jep Gambardella spot met zichzelf, zijn dienstbode mag hem ‘schurkje’ noemen. Het is daarom ook dat de moeder Theresia figuur eerder een overdrijving, een karikatuur is. Iemand die de gelofte van armoede heeft afgelegd heeft wel wat beters te doen dan als 104-jarige de Spaanse trappen te beklimmen om een beeld te kussen.

Afwisselende gevoelens van déja vu en bijval kwamen daardoor bij mij op. Het déja vu vanwege de clichés ontleend aan Fellini, zoals de karikatuur van moeder Theresia, bijval voor de compositie, het mozaïek van een warrige, chaotische wereld waarin genot- en hebzucht de drijfveren zijn.

Naar mijn inzicht draagt de kardinaal de film. Zonder hem zou Jep Gambardella en zijn vrienden richtingsloos zijn. Nu zijn zij zichzelf, iets wat de kardinaal niet is. De warrigheid die de film met zich draagt wordt daardoor begrijpelijker, meelevender.



Voetbal

Literatuur Posted on Tue, October 14, 2014 18:59:49

RARE DROOM

Had vannacht zo’n rare droom. Zag een voetbalveld met spelers en een trainer. Daarvoor nog allemaal gezichten met bloemkooloren die om het hardst riepen tegen racisme te zijn. Op het voetbalveld legde de trainer aan een roetzwarte speler uit wie de tegenstander was en dat je daar niet de bal naar toe moest toespelen. De zwarte voetballer knikte, hij begreep het. Toen zag je de wedstrijd en ik zag die zwarte speler steeds maar de bal naar de tegenpartij spelen. Ik zag hem denken met diepe rimpels in zijn voorhoofd: ‘zo doe ik het toch goed!?’.

Dan zag je weer de training en de trainer maar uitleggen dat die blauwe trui de tegenpartij was en dat je eerder dan hij bij de bal moest zijn. Nu knikten ook de minder zwarte voetballers. ‘We zien het helemaal zitten’ riep er één. ‘We gaan ze inmaken’. ‘Denk erom niet naar de blauwen en laat ze niet aan de bal komen’ riep de trainer weer. Tenminste dat dacht ik.

Toen zag ik weer wat anders. Een grauw achterafzaaltje in een smoezelig café, waar een dikke man met spleetogen en aan elke vinger een ring iets uitlegde aan een zwarte man die mij erg bekend voorkwam. De zwarte man knikte. Hij begreep het.

Badend in het zweet werd ik wakker. Het was een nachtmerrie. Ik had gezondigd. Ik had racistisch gedacht, tenminste gedroomd. Ik probeerde mij te verdedigen. Alsof een zwarte man nooit iets verkeerd kan doen. Alsof anderen alles maar goed doen, verweet ik mijzelf weer. Het was om dol van te worden

Ik kwam weer bij mijn positieven en wist wat er gebeurd was. Het was die voetbalwedstrijd gisteravond die mij parten gespeeld had. Ik had ernaar gekeken en het niet begrepen. Dat ze steeds maar de bal naar …..de tegenstander speelden en ….ja die tegenstander steeds eerder bij de bal was. En niet alleen die zwarte speler hoor. Ja die wel vaker, maar toch. Hoe kan dat nou dacht ik en was de kluts kwijt.

Toch na een kop koffie bij het ontbijt dacht ik het te hebben begrepen, was ook opgelucht: ‘misschien hebben de spelers het allemaal wel goed begrepen maar heeft de trainer het verkeerd uitgelegd’.

Het gaf een hele geruststelling mijn gedachten weer geordend te hebben en de spelers, ook die zwarte, vrijuit gingen.



Overspel

Literatuur Posted on Mon, September 29, 2014 12:55:53

MADAME >BOVARY

Het boek Madame Bovary van Gustave Flaubert verscheen voor het eerst als feuilleton, om de twee weken in zes afleveringen van 1 oktober tot 15 december, in de Revue de Paris jaargang 1856. Het veroorzaakte onmiddellijk een schandaal. Het openbaar ministerie klaagde de schrijver aan voor smaad tegen de goede zeden, de publieke en godsdienstige moraal. Het voert te ver de bijzonderheden van het proces hier weer te geven. In wezen kwam de klacht erop neer dat het een wellustig, zinneprikkelend boek over een overspelige vrouw was, die jonge meisjes op verkeerde gedachten kon brengen. Gustav Flaubert werd verdedigd door de vermaarde advocaat maître Marie Antoine Jules Sénard. Eerder was Sénard minister van Binnenlandse Zaken en voorzitter van de Assemblée Nationale geweest. Geen kleine jongen dus.

Maître Sénard verdedigde hartstochtelijk dat het boek geenszins immoralistisch was. Integendeel, het wilde slechts laten zien hoe verkeerde opvoeding de positie van Emma Bovary als vrouw van een notabele plattelandsarts zou ondermijnen. Haar moeder was al vroeg gestorven en als enig kind van een boer was zij op zichzelf aangewezen. De grote wereld deed zij op uit romannetjes die weinig van doen hadden met de werkelijkheid. Haar opvoeding op een kloosterschool voegde daar weinig gaan toe.

In wezen hield de verdediging van maître Sénard een aanval in op de praktijk van de gangbare geloofsbelijdenis, die jonge meisjes devotie wil bijbrengen met voorbeelden die te ver van hen afstaan om ze op het leven voor te bereiden. In plaats van het kind de praktijk van het leven te doen inzien, te onderscheiden tussen het goede en het slechte, beheersing bij te brengen, wordt het opgevoed met wezensvreemde voorbeeldjes van deugdzaamheid, vroomheid, situaties waarin zij zich niet kan herkennen. Zo heeft Gustave Flaubert de dwaalweg van Emma Bovary gezien.

D’oừ il arrive que vous avez beaucoup de femmes fort dévotes, qui ne sont pas religieuses du tout. Et quand le vent les pousse hors du chemin où elles devraient marcher, au lieu de trouver la force, elles ne trouvent que toute espèce de sensualités qui les égarent.

Aldus maître Sénard.

Naar hedendaags inzicht lijkt dit op de klacht van de vrouwenemancipatiebeweging in de jaren zeventig, die zich richtte tegen de valse voorstelling van de prins op het witte paard. Toch, heden ten dage kan men zich de beroering over het boek niet meer goed voorstellen. Wellicht ontstond die omdat in het boek niet zichtbaar stelling werd genomen, iets wat maître Sénard in zijn pleidooi overigens ontkende. Maar goed, was er in het boek openlijker, zichtbaarder stelling genomen dan zou dat alleen maar in het nadeel van Emma Bovary hebben kunnen uitvallen. Geen schrijver in die tijd zou het voor een overspelige vrouw hebben durven opnemen. Jezus schreef dan wel in het zand en redde zo een overspelige vrouw van steniging, volgens de wet van Mozes, maar ook hij zei: “Ga naar huis en zondig niet meer.” (Joh. 8.1)

Gustave Flaubert werd vrijgesproken. Toch was de rechtbank zuinig, getuige de volgende overwegingen:

« Attendu qu’il y a des limites que la littérature, même plus légère, ne doit pas dépasser, et donc Gustave Flaubert et co-inculpés paraissent ne s’être pas suffisamment rendu compte; »

Maar verzachtend :

« Qu’il a eu le tort seulement de perdre parfois de vue des règles que tout écrivain qui se respecte ne doit franchir, et d’oublier que la littérature, comme l’art, pour accomplir le bien qu’elle est appelée à produire, ne doit pas seulement être chaste et pure dans sa forme et dans son impression; »

Met als oordeel :

« Dans ces circonstances, attendu qu’il n’est pas suffisamment établi que Pichat, Gustave Flaubert et Pillet se soient rendu coupables des délits qui leur sont imputés;

« Le tribunal les acquitte de la prévention portée contre eux et les renvoie sans dépens. »

Er komt nu een toneelvoorstelling van het boek op de planken. In het televisieprogramma Opium van zaterdag 20 september jongstleden was een gesprek met Susan Visser die madame Bovary speelt. Ook haar werd gevraagd naar het wezen van madame Bovary. Zo te zien overviel het haar. Zij had zich meer voorbereid op de uitbeelding van haar rol, zoals het toneel zich met stereotypen weet te bedienen. Toneel moet herkenbaar zijn. De actrice wist niet veel meer te zeggen dan dat madame Bovary een droomvrouw was. Zij verbeterde zich. Neen, niet een droomvrouw (zoals mannen zich die dromen moet zij verschrikt gedacht hebben) maar een vrouw die droomt. Verder kwam de actrice niet. Zij had het boek op zeventienjarige leeftijd gelezen en was er helemaal door overdonderd, zonder zich goed te kunnen voorstellen wat er aan de hand was.

Deze ontboezeming is herkenbaar omdat het leven voor jonge mensen een raadsel is, al zijn zij zich daarvan niet bewust. Naarmate men ouder wordt het allemaal begrijpelijker, het raadsel echter niet minder.

Wat de roman Madame Bovary betreft moet het maar een raadsel blijven, omdat juist dat blijft boeien. Wel meen ik dat ergens in het boek (blzz 119, 120, Flammarion, Paris, 1986) in enkele volzinnen een tip van de sluier wordt opgelicht. Het verklaart haar gedrag en onderstreept het betoog van maître Sénard voor zijn verdediging van Gustav Flaubert, al heb ik het in zijn pleidooi niet terug kunnen vinden. Ik laat de bewuste passage uit het boek hier volgen.

‘Tout ce qui l’entourait immédiatement, campagne ennuyeuse, petits-bourgeois imbéciles, médiocrité de l’existence, lui semblait une exception dans le monde, un hasard particulier où elle se trouve prise, tandis qu’au-delà s’étendait à perte de vue l’immense pays des félicités et des passions. Elle confondait, dans son désir, les sensualités du luxe avec les joies du cœur, l’élégance des habitudes et les délicatesses du sentiment. Ne fallait-il pas à l’amour, comme aux plantes indiennes, des terrains préparés, une température particulière? Les soupirs au clair de lune, les longues étreintes, les larmes qui coulent sur les mains qu’on abandonne, toutes les fièvres de la chair et les langueurs de la tendresse ne se séparaient donc pas du balcon des grands châteaux qui sont pleins de loisirs, d’un boudoir à stores de soie avec un tapis bien épais, des jardinières remplies, un lit monté sur une estrade, ni du scintillement des pierres précieuses et des aiguillettes de la livrée.‘

Ofwel in mijn vertaling:

‘Alles wat haar omringde, het saaie platteland, de kleingeestige mensen, de middelmaat van alles, het scheen haar of het niet echt was, een toevalligheid waar zij verkeerde, terwijl toch een onafzienbaar land van gelukzaligheid en hartstocht moest bestaan. In haar verlangen, bij het zien van uiterlijke weelde, verwarde zij genot met innerlijke vreugde, zwier in omgangsvormen met gevoel. Zoals bij uitheemse planten, behoefde de liefde niet bijzondere omgeving, warmte? Zuchten in het maanlicht, langdurige omhelzingen, tranen die vloeien op handen van wie afscheid genomen wordt, alle opwinding en smachtende verlangens naar tederheid konden niet los staan van balkonscènes op luchtige kastelen, van kleedkamers met zijden gordijnen en weelderig tapijt, van bloembakken vol met pracht, een praalbed met baldakijn, noch van fonkelende edelstenen en de stiksels, het sierkoord op een livrei.’

In de Nederlandse vertaling van Margot Bakker (uitgave L J VEEN’S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ NV AMSTERDAM) luidt de vertaling als volgt:

‘Alles wat tot haar dagelijkse omgeving behoorde, het eentonige platteland, de domme kleine burgers, de middelmatigheid van het bestaan, leek haar uitzondering in de wereld, een lot dat haar persoonlijk had getroffen, terwijl daarbuiten zover de blik reikte het onbegrensde land van gelukzaligheid en hartstocht zich uitstrekte. Zij verwarde in haar verlangen de zucht naar weelde met de vreugde des harten, de verfijnde manieren met de verfijningen van het gevoel. Was men niet aan de liefde, zo goed als aan de tropische planten, een geschikte bodem verschuldigd en een hogere temperatuur? De zuchten in het maanlicht, de tranen die druppelen op handen die men ten afscheid drukt, alle begeerten van het vlees, de verlangens van de tederheid waren dan ook niet los te denken van het balkon van de wijdse kastelen, waar men tijd in overvloed heeft, van een boudoir met zijden gordijnen en een week tapijt, van een op een verhoging geplaatst bed, noch van het flonkeren van kostbare edelstenen en de nestels van de livrei.’

Ik laat aan de lezer het oordeel welke vertaling aan de tekst recht doet. Hoe dit alles ook zij, het gedrag van madame Bovary blijft de gemoederen bezig houden. In deze tijd van vrouwenemancipatie ligt het voor de hand naar een rechtvaardiging te zoeken. En dat was in het vraaggesprek met de actrice Susan Visser te merken. Het licht voor de hand het schandaal in het licht van die tijd te zien. Overspel kwam natuurlijk veel voor, zeker in het in de ogen van meer noordelijke landen lichtzinnige Frankrijk. Niet dat het in de noordelijke landen niet voorkwam, maar de Franse levenskunst was om jaloers op te zijn, temeer reden er op af te geven. Toch, ook Frankrijk verborg haar zonden onder een dikke laag vroomheid, die vooral kwezelkens deugd deed.

Het blijft de vraag of Gustave Flaubert oprecht was in zijn verdediging dat het boek juist in dienst van de moraal stond. Want wat is moraal? Zijn dat de heersende wetten en zeden waaraan men dient te gehoorzamen of is dat het eigen oordeel dat voor niemand wijken wil? Andere overspelige vrouwen in de literatuur zijn Anna Karenina, Effi Briest en Eline Vere. Met hen, behalve met Effi Briest misschien, loopt het niet goed af. De vraag blijft of dat bedoeld is om te waarschuwen of dat zij het slachtoffer zijn van hun omstandigheden.

Hoe nu het toneel Madame Bovary zal laten zien valt af te wachten. Het probleem is dat Madame Bovary een icoon is zoals ook Anne Frank. Van Anne Frank is ook een toneelvoorstelling gemaakt. Blijkens de recensie van Herien Wensink in de NRC is het schrijversechtpaar Leon de Winter en Jessica Durlacher er niet in geslaagd het intieme gedachtengoed van Anne Frank op toneel goed weer te geven. Afgaande op de recensie, zonder de voorstellig te hebben gezien, is de indruk dat de intimiteit is plat geslagen tussen eerbetoon en bombastisch spektakel.

Het is te hopen dat de toneelvoorstelling Madame Bovary een beter lot beschoren is.



Onbegrip

Literatuur Posted on Tue, August 12, 2014 15:19:39

JOEP VAN DE OMHEINING EN HET KLOOTJESVOLK

Joep van de Omheining houdt het voor gezien. Hij houdt niet van kranten met chocoladeletters. Wat een mafkees! Hou toch je rug recht man. En wees een beetje eerlijk. Jij verdient toch je geld dankzij dat klootjesvolk. De ranzigheid ruik jij van verre en je springt daar op af als een bronstige stier. Ik zie je voor me als je je stukjes schrijft. Neen, ik zal niet vertellen wat ik dan zie, want dat is te erg voor woorden. Maar als het dan toch moet, vooruit dan maar. Een halfbakken intellectueel van een of andere universiteit in niemandsland, al dan niet met diploma, die zichzelf wil bewijzen als een kwaliteitsmens met inhoud en diepgang.

Weet je wel wat je opgeeft? Je hele bestaan hangt ervan af. Die krant waar je nu nog in schrijft is al lang zichzelf niet meer. En dat is begonnen met jouw stukjes, eerst weggemoffeld op de achterpagina en nu meteen ram op de tweede pagina na de omslag waar de Joop van de Ende cultuur vanaf straalt. Niets om over na te denken dus en daarom vlug naar de volgende bladzij, waar het leed nog niet voorbij is. Eerst jouw stuk en daaronder Fokke en Sukke. Het gevolg is dat je de rest van de krant op dezelfde manier leest. De rubriek wetenschap als verhalen van Willie Wortel, de politieke commentaren als grapjes bij de borrel.

Het zijn die geniale Belgen die dat bedacht hebben. Het is de tijdgeest zullen we maar zeggen. Tegenwoordig heeft de jeugd het geld, maar nog steeds komt het verstand met de jaren. Geldelijk gezien is het riskant geworden zinnen uit te spreken waar je over na hebt gedacht. Somber hoor je ze het zeggen. De intellectuuuhhhheeel! Met die lange uithaal en de stilzwijgende boodschap dat je aan de galg mag.

Sneu, maar het is niet anders. Het is waar, vroeger was geld ook niet alles maar toch meer verstand. Daar hielden die kranten rekening mee. Dat mag je ze niet kwalijk nemen. Begrijp je dat dan niet Joep?

Neen Joep, je moet echt niet denken dat jij met je ferme taal het tij kunt keren. Wat jij moet doen is meegaan met je tijd en die Belgen serieus nemen. Die zien de verandering en spelen daar op in. Zelf weten ze heus wel beter, maar laten het niet merken. Hun lol hebben ze binnenskamers, als ze het banksaldo zien. Je bent er zelf toch ook niet vies van?

Joep, ga rentenieren en overdenk je zonden. Er is een troost. Het woord izegrim bestaat al heel lang.



Vergankelijkheid

Literatuur Posted on Thu, April 03, 2014 14:41:40

ZIJN TONG

Ik herinner mij die dag in een kleine provinciestad in het oosten des lands, waar voor onze auto een man op het zebrapad naar de ingang van het stationsgebouw liep. Hij was lang, schraal, nogal viezig, oud, met grijs gepiekt haar, gekleed in een vale grijze winterjas. Precies voor onze auto stopte hij zodat wij niet verder konden, draaide zich naar ons om, keek recht door de voorruit en stak zijn tong uit. Die tong herinner ik mij tot in de kleinste details, lang, dun en rood met slijmspikkeltjes. Gemeten naar de uitdrukking op zijn gezicht legde de man in die tong al zijn ziel en zaligheid.

Ontzet zaten wij in de auto, niet wetend wat te doen, ons afvragend wat wij hadden misdaan. Het leek wel vijf minuten te duren voordat hij nog volop nagenietend in de stationshal verdween. Mij afvragend wat ons ter wereld zo bijzonder had gemaakt voor dit huldeblijk ervoer ik het als een schok dat wij oog in oog hadden gezeten met de grote volksschrijver. Niet alleen dat, het was ook de vertoning die nergens bij hoorde, het gevoel ergens slachtoffer van te zijn geworden, de onverholen minachting die uit de houding van hem sprak, zonder dat hij ons kende. Het was een uiting van leedvermaak, een behoefte om te kwetsen op een manier zoals alleen hij dat kon, wanneer de situatie zich voordeed.

De kranten hadden geschreven dat het niet goed met hem ging, hij leed aan één van die ouderdomskwalen die het bewustzijn aantast, het liet de kwetsbaarheid van het bestaan zien. Had hij zich willen vereenzelvigen met de man die op het Plein van de Hemelse Vrede voor het oog van de wereld een colonne tanks tegen had gehouden? Voor onze neus had hij de machine gestopt, zijn gezag laten gelden. Hij was tot zo’n houding in staat.

Zijn werk getuigde daarvan. Had hij niet op jeugdige leeftijd in een grote roman afgerekend met de totale lulligheid? Had hij niet prikkelende titels op zijn naam staan? Een keuze:

Een Hiernamaals

Het goede leven

Blijft het gezellig?

Over…. en sluiten maar.

Wie herinnerde zich niet het enige gedicht dat hij ooit had geschreven:

Reve, ik ben erin

Gebleve!

Beschouwde men zijn werk goed, dan moest de slotsom zijn dat hij jong had ingezet, maar snel was uitgepraat. Daarna teerde zijn werk meer en meer op de eerder gewekte belofte, die steeds minder uit kwam. Zelfbeklag verpakt als poppekasterij, Jo van Nieland-Braat voor volwassenen, dat was het wel zo’n beetje.

Zijn huwelijksleven, liefdesleven, drankzucht, zijn behoefte zich te laten gelden als de ziener die het stoffelijke overbodig maakt, het wees erop dat hij nog slechts in gesprek was met zichzelf. De laatste jaren waren de kritieken minder geworden, zo niet afwijzend.

Toch, dat kortstondige moment, daar op die gedenkwaardige dag in de herfst, om kwart voor drie des middags voor het station in een kleine provinciestad in het oosten des lands, maakte dat ik voor het eerst de boodschap in zijn werk doorzag.



Geldingsdrang

Literatuur Posted on Thu, March 06, 2014 13:05:57

Herinneringen aan Jan Cremer

Door de televisie werd ik herinnerd aan het boek Ik Jan Cremer dat vijftig jaar geleden verscheen. Beelden werden getoond van de jonge Jan Cremer, een volksjongen met lak aan alles, die gewoon deed waar hij zin in had. Ook toen al bestond de discussie of het boek literatuur was. Nu werd die vraag opnieuw gesteld.

Manon Uphoff, schrijfster, vond van wel. Zij was onder de indruk van zijn stijl, getuige de passage uit het boek die zij voorlas, een collage van beelden, jongensindrukken van de toestand in Nederland vlak na de oorlog. Het duidde erop dat de jonge Cremer het wel gehad had met de autoriteit, of het nu was het openbare gezag, de kerk, of welke instelling dan ook. Manon Uphoff voelde zich meegesleept door de opgeroepen beelden, zo heb ik haar waardering voor het geschrevene begrepen.

Een andere schrijver, Peter Buwalda, leek gereserveerder. Hij las een passage voor waarin de jonge Jan Cremer verslag deed van een verhouding met een vrouw, die zich afvroeg of Cremer intellectueel was geworden nu hij nog maar eenmaal per nacht met haar de liefde bedreef, in plaats van vijfmaal voorheen. Die passage, waarin intellectualiteit werd afgedaan als een aberratie, deed mij denken aan Gerard van het Reve, die het soms gehad had over ‘mijn geleerde broer’. Zo moest ook de jonge Cremer last gehad hebben van iets als existentieangst en zich willen bewijzen.

De beantwoording van de vraag of iets literatuur of kunst is kan een elitair karakter hebben. Er zijn geleerden en andere koppen van naam die het hebben over woordkunst, stijlfiguren en zomeer, maar in wezen blijft de vraag of iets kunst is een louter subjectief oordeel. Kunst verheft zich boven vakmanschap. Als dan toch minachting wordt getoond voor iets dat kenbare pretenties heeft ontstaat een botsing van gevoelslagen. Daarom kan de vraag of iets kunst of literatuur is niet beantwoord worden met een simpel ja of neen. Ontroering is een diep innerlijke beleving die eigenlijk niet voor objectivering vatbaar is. De één houdt van klassieke muziek en de ander van André Hazes.

Een aantal jaren geleden hadden wij een staatssecretaris van cultuur die zich in die functie liet kennen als een soort Pietje Bel, als de lezer nog weet wie dat is. Deze staatssecretaris, een gediplomeerd econoom, maar een leek op het gebied van zijn eigen ministerie, liet zijn subsidiebeleid afhangen van de bezoekersaantallen. Dit leek logisch maar ook vreemd. Hij kwam niet op voor de zwakste, in zijn geval het klassieke toneel, de klassieke muziek en het ballet.

Bij de waardering voor Ik Jan Cremer doet zich iets vergelijkbaars voor. Van het boek zijn vijf miljoen stuks verkocht. Dan moet het kunst zijn, gerekend naar het beleid van die staatssecretaris. Daarom zal ik mij onthouden van een pretentieus oordeel.

Wat blijft spelen is wat de schrijver heeft bewogen bij het schrijven van het boek. Behalve het geldelijke gewin zal het de hang naar bekendheid zijn geweest. Erkenning als kunstenaar lijkt mij toch op het tweede plan te zijn gekomen. Daar was de schrijver realist genoeg voor. Al eerder had hij de aandacht getrokken door de vraag te stellen wie Rembrandt eigenlijk wel was. In het boek zelf waren de middelen weer anders, vooral tarting van het gezag met bijkomende wensdromen van kansarme jongelingen.

Om toch een zeker oordeel over het boek te vellen zou ik het willen vergelijken met een ander boek, Joe Speedboat van Tommy Wieringa. In beide boeken worden puberende jongensdromen sprookjes waarin het onmogelijke werkelijkheid wordt.

Toch is er een opmerkelijk verschil. Waar dat in zit is moeilijk uit te leggen zonder te vervallen in aanmatigende volzinnen. Als het dan toch moet zou ik het boek Ik Jan Cremer willen vergelijken met een broodje verschrikkelijk en het boek Joe Speedboat met uiensoep, kaas en stokbrood, na de opera een delicatesse.

Er blijft een overeenkomst. Voor beide boeken geldt dat de voedingsbodem, eenmalig verbruikt, ongeschikt lijkt voor verder gewas.



Kunst

Literatuur Posted on Wed, February 26, 2014 12:01:28

DE VROUWEN VAN AMADEO MODIGLIANI

 

Als kind moest ik er naar kijken. Bij ons thuis hing een reproductie van een schilderij van Modigliani aan de muur. Mijn moeder vond het verschrikkelijk mooi en ik vond het verschrikkelijk lelijk. Ik wist niet waar mijn ongenoegen vandaan kwam. Was het door de eerbied die het kreeg en daarom mijn eigen afkeer als zonde werd ervaren? Terwijl seconde na seconde, dag na dag, jaar in jaar uit mijn aanblik gekweld werd door die vrouwenfiguur.

 

Was het de angstaanjagend meelijwekkende blik van een vrouw, die met haar vrouwzijn al het leed in de wereld droeg?

Het was ook de vormgeving zelf. Het gifgroen, het oranje en het fletse bruin, het langwerpige gelaat en de onderworpen blik in de ogen.

 

Nu meen ik die afkeer beter te begrijpen, die onbewust begrepen boodschap. Hier werd een vrouw neergezet waar ik niet naar op zoek was. Een vrouw zonder eigenschappen, zonder wil en een en al volgzaamheid. Toch was er een stil verwijt omdat ik een man was.

 

Misschien vergis ik mij, maar ik heb de indruk dat de bewondering voor de vrouwen van Modigliani vooral van vrouwenzijde komt. Dat kan verklaren de hoogte van de prijzen die voor de schilderijen neergeteld worden, zoals de prijs vooral bepaald wordt door wat vrouwen wensen, wat zij mooi vinden.

 

De vrouw als slachtoffer verkoopt. De schilderijen van Modigliani verdragen geen andere boodschap. Misschien omdat hij er zelf debet aan was en aan boetedoening deed. Misschien omdat hij er echt in geloofde. Pas veel later las ik de beschrijving van Arthur Schopenhauer over het verschijnsel vrouw. En nog ging mij geen licht op. Zelfs niet toen ik moest vernemen dat er onder vrouwenartsen veel vrouwenhaters zijn.

 

Schoonheid heeft vele kanten en de oorsprong daarvan zetelt in ons diepste wezen. Met de vrouwen van Modigliani wordt een magistraal spel gespeeld. Dat is de eerbied voor de vrouw, omdat zij slachtoffer is, ook al leven zij tien jaar langer.



Regeren

Literatuur Posted on Tue, February 25, 2014 12:53:03

HET VRAAGGESPREK

Wat is mij het meest bijgebleven van het vraaggesprek met Willem Alexander en Maxima? “Gekoekhapt”, zei Maxima, dat hadden ze graag en met veel plezier gedaan. Het was ontroerend te horen en te zien hoe onze nieuwe koningin in een zo kernachtig woord de zin van het koningschap samenvatte.

Alleen, dat verleden deelwoord, zou dat betekenen dat de onbepaalde wijs een ijdele betekenis kreeg, dat wij daar niet meer op konden hopen?

Misschien zat er een diepere betekenis achter. Wie herinnert zich niet de televisieboodschappen van de firma Peynenburg, waar werkelijk een halt aan geroepen moest worden? Daarin was toch sprake van kindermishandeling? Kleine kinderen trapten zich op de fiets uit de naad om maar in een voor hun neus bengelend stukje koek te kunnen happen. Speeksel stroomde hen tappelings langs de kin en miste zo kwaadaardig het doel. Dat kwam omdat die koek vanuit de achterbak van een meerijdende Toyota Pickup voor hun neus werd gehangen en als de kinderen de trappers nog harder indrukten dan ze al deden was een kleine wenk naar de bestuurder voldoende.

Wat mij voorts opviel in het vraaggesprek was de spontaniteit. Er werd gedaan of men thuis was. De ondervraagster, een kordate persoonlijkheid die nog niet in twee beken zou lopen, had zich zelfs in haar kledij laten gaan. Het was de magie van het moment.

Toch was hier geen sprake van een voorgekookt verhaal. Door de onverhoedsheid van de vragen kwamen er werkelijke onthullingen, over zaken waar wij geen weet van hadden. De nieuwe koning zou zich aan de parlementaire democratie houden. Een nieuw tijdperk en een nieuw geluid. Wie herinnert zich niet Prins Bernhard, die heel eerlijk was en zei dat politiek hem niet interesseerde?

Als het aan het volk lag zou de nieuwe koning niet langer meeregeren. Het leek of er daarmee een last voor hem afviel. Het was ook geen eenvoudige zaak in die warboel van dat stelletje ongeregeld een lijn te ontdekken. Vijf kabinetten in tien jaar tijds, dat was toch werkelijk om dol van te worden. Het had lang geduurd voordat het weer wat rustiger werd om de overstap te kunnen maken.

Maar goed, ‘gekoekhapt’ is verleden tijd. Niet meer regeren en niet meer koekhappen. Het wordt wel een spannende tijd.



« PreviousNext »