Blog Image

Celeste Lupus

Over dit weblog

Celeste Lupus schrijft over: literatuur, politiek, filosofie, recht, economie en wetenschap.

De zaak Wilders

Recht Posted on Fri, September 04, 2020 16:13:51

                     

Het Hof heeft uitspraak gedaan in de zaak tegen Wilders wegens zijn uitlating ‘Minder Marokkanen’. Het Hof acht bewezen dat Wilders bij zijn toespraak op 19 maart 2014 de Marokkaanse bevolkingsgroep heeft beledigd door zich bij zijn oproep ‘Minder Marokkanen’ bewust niet te beperken tot ‘criminele Marokkanen’. Een straf werd niet opgelegd omdat dat gelet op de strekking van het strafrecht niet zinvol zou zijn. De vorderingen van zich aangedaan voelende Marokkanen of sympathisanten werden verworpen of niet ontvankelijk verklaard.

Op onze Iphone hoorden we het arrest uitspreken door een zichtbaar aangedane president, die zich herhaaldelijk moest verbeteren. Begrijpelijk gelet op het belang van de kwestie. De uitspraak aanhorende was er respect voor de zeer goed gedocumenteerde uitspraak en kon men daarin meegaan.

Toch wringt hier iets. De D’66 voorman Pechtold had het bijvoorbeeld ooit over ‘Is er een Rus die men kan vertrouwen?’ of woorden van gelijke strekking. Het Hof meende evenwel dat er geen vergelijkbare gevallen waren en wees daarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel of het verbod van discriminatie af. Dat moge het hof zo vinden maar het feit blijft dat Pechtold ons wilde laten geloven dat er geen betrouwbare Russen bestaan terwijl die er wel degelijk zijn.

De willekeur ligt dan bij het openbaar ministerie. Het is ook geen moeilijke gedachtesprong te veronderstellen dat de doorgaans veel op de politieke partij D’ 66 stemmende leden van de staande en zittende magistratuur Wilders maar een ordinaire schreeuwlelijk vinden. Persoonlijke opvattingen mogen bij de strafbaarheidsbeoordeling natuurlijk geen rol spelen, maar in dit schemergebied is alles mogelijk.

Wat te denken van de beweging ‘Kick out Zwarte Piet’? Is dat geen haat zaaien? Het moet toch een kleine moeite zijn om historisch aan te tonen dat de grond voor deze beweging niet klopt, omdat het verschijnsel Zwarte Piet niets met racisme te maken heeft. Maar het zet wel aan tot haat tegen onschuldige kinderen en ouders die volledig te goeder trouw zijn, op wie niets aan te merken valt. Behalve dan in de ogen van een minderheidsgroep die wellicht gepest wordt. Dat biedt echter geen rechtvaardiging tot haat zaaien. Toch wordt het niet aangepakt.

Opvallend in dit verband was ook in de uitspraak tegen Wilders de verwerping door het Hof van de klachten van Marokkaanse  sympathisanten die zich persoonlijk aangesproken voelden. Daar zal bij het Hof toch het gevoel geheerst hebben dat je in onze samenleving best wat eelt op je ziel mag hebben, in plaats van dat mysterieuze oosterse eergevoel dat een ander je gezicht niet mag laten verliezen, bij gebreke waarvan het geoorloofd is moord en doodslag te zaaien.

Terugkomende op Wilders lijkt het op het eerste gezicht begrijpelijk dat deze zijn pijlen richt op een bevolkingsgroep die op grond van de statistieken meer dan evenredige criminaliteit veroorzaakt. Het zwakke in zijn verhaal is echter dat die ongewenste immigrantenstroom het gevolg is van het misbruik van ons sociale stelsel. Wilders zou een geloofwaardiger verhaal hebben als hij daar op zou wijzen, in plaats van dat misplaatste gebruik van ons sociale stelsel te willen reserveren voor de autochtone bevolking.



Aan de verkeerde kant van de geschiedenis

Politiek Posted on Wed, August 12, 2020 14:12:21

Gisteren zag ik in Nieuwsuur op de teevee dat er stemmen opgaan om bij de herdenking van de slachtoffers van de Japanse bezetting in Nederlands-Indië voortaan niet alleen de Nederlandse slachtoffers maar ook de Indonesische slachtoffers te herdenken. Gememoreerd werd dat er driehonderdduizend Indonesische dwangarbeiders voor de Japanners gewerkt hebben waarvan er slechts tienduizend zijn teruggekeerd. Oud minister Ben Bot pleitte er voor en was ook te zien in zijn vroegere functie tijdens een bezoek aan Indonesië waar hij in een redevoering ten overstaan van de Indonesische regering verklaarde dat Nederland aan de verkeerde kant van de geschiedenis had gestaan.

Ik weet niet wat voor motieven Ben Bot heeft om zich zo op te stellen behalve misschien om bij de Indonesiërs een wit voetje te halen als lobbyist voor het Nederlandse bedrijfsleven. Met geschiedenis heeft het echter niet te maken. Dat er driehonderdduizend Indonesische arbeiders voor de Japanners gewerkt hebben waarvan er slechts tienduizend zijn teruggekeerd schijnt wel te kloppen. Of het dwangarbeiders waren valt te betwijfelen want ze werden geronseld door Soekarno die met de Japanners collaboreerde. Dat niettemin diezelfde Indonesiërs kozen voor Soekarno als hun president zegt iets over hun slachtofferrol. Van wie werden zij het slachtoffer? Die arme eenvoudige koelies moeten natuurlijk herdacht worden door het land waarvoor zij meenden op te komen. Maar dat wordt een lastig parket want dan moet hun regering hun eigen vader des vaderlands aanvallen.

Ben Bot toonde zich eens te meer een goed lobbyist door Indonesië uit de brand te helpen en dit klusje in de schoenen van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 te schuiven. Maar moeten de Nederlandse slachtoffers van de Japanners gelijk gesteld worden met die arme eenvoudige koelies die door hun eigen leider op het verkeerde been gezet werden? Dat kan men niet vergen.

Dat Ben Bot zelf aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat zal hij als diplomaat natuurlijk ontkennen.



Opmerkelijke zaken

Politiek Posted on Sat, June 06, 2020 16:55:14

                    

Onze minister-president Mark Rutte is Zwarte Piet anders gaan zien. Vroeger wist hij zeker dat die zwart was. Nu niet meer. Ik kan hier maar één conclusie uit trekken, dat hij kleurenblind geworden is. Zwarte mensen zijn nu eenmaal zwart. Als ze daar niet mee kunnen leven moeten ze naar de dokter. Misschien kan die ze wit maken, maar de politiek kan dat niet. Ook Mark Rutte zal dat beamen. Dat zwarte mensen gepest worden begrijp ik. Er lopen nu eenmaal een hoop idioten rond. Maar zwarte mensen hebben niet alleen dat privilege. Ook ik werd gepest. En ik ben niet zwart, ook niet wit maar blank. Gepest om mijn eenvoudige achternaam. Soms vroegen ze of in mijn slaapkamer bomen groeiden. Ik vond dat vervelend maar heb niet de politiek ter verantwoording geroepen, geen petities geschreven om mijn leed te verzachten. Ik heet nu eenmaal zo en daar moet ik het mee doen. Wat is er aan de hand met mensen die een eis op tafel liggen uit onvrede met zichzelf?

Een zwarte man George Floyd genaamd is waarschijnlijk door zinloos politiegeweld (dat moet nog onderzocht worden) om het leven gekomen bij zijn arrestatie als drugshandelaar. Op videobeelden is te zien dat een politieman hem met de knie op zijn nek op de grond gedrukt houdt en hij schijnt geroepen te hebben I can’t breath. Nu worden er overal ter wereld manifestaties gehouden waarin de slogan I can’t breath luidkeels klinkt en op borden te zien is. Het neemt een omvang dat de legendarische woorden van Martin Luther King I had a dream erbij in het niet vallen. George Floyd was een drugshandelaar en Martin Luther King een dominee die zijn leven op het spel zette voor een rechtvaardige zaak.

U begrijpt misschien dat ik nimmer, maar dan ook nimmer zal meelopen in een optocht met op zijn zachtst gezegd van die grote woorden, want ze zijn aan mij niet besteed.

Het blijven lastige tijden.



Het verboden boek

Literatuur Posted on Sat, May 09, 2020 15:34:10

             

De verhandeling van het boek Mein Kampf door Adolf Hitler, geschreven in gevangenschap na de mislukte Bierkellerputsch in München in 1923, is lange tijd in Nederland strafbaar gebleven. Vooral historici vonden dit een mankement. En met het verstrijken van de tijd werd de kans kleiner dat het verbod gehandhaafd zou blijven. Zo werd Ewout Kieft, historicus, door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, het NIOD, gevraagd om een voorwoord te schrijven in toch een nieuwe Nederlandse editie. Door geldgebrek en verzet besloot het NIOD uiteindelijk er van af te zien. In Duitsland was al een nieuwe Kritische Edition verschenen en daarmee rees de vraag of een Nederlandse nieuwe uitgave iets zou toevoegen. Dat bracht Ewout Kieft er toe dan maar een boek te schrijven over de achtergronden van Mein Kampf. Dat is geworden ‘Het verboden boek’ met als ondertitel Mein Kampf en de aantrekkingskracht van het nazisme’, Atlas Contact 2017.

Het is een indrukwekkend boek geworden. Kieft belicht en analyseert het gedachtegoed van Hitler helder en duidelijk. Het zal sommigen tegen de haren instrijken, maar er zijn vele opvattingen van Hitler waar Kieft het mee eens is. Er is veel mis in de wereld. Misstanden en tekortkomingen ten tijde van Hitler zijn ook in de huidige maatschappij te herkennen. Waar Kieft echter misselijk van wordt is hoe Hitler inspeelt op de onderbuikgevoelens van de gewone man om die achter zich te krijgen. Het vreemde is dat Hitler zijn eigen drogredeneringen uitlegt als de grote kunst van de misleiding. Kieft vraagt zich dan af hoe het kan dat iemand die zijn eigen bedrog toegeeft, sterker nog het als een goede eigenschap kwalificeert, toch zoveel mensen achter zich krijgt. De kritische pers heeft dat indertijd ten onrechte niet aangegrepen, met als kennelijk motief ‘doodzwijgen is beter dan er op ingaan’.

Kieft ziet in de hedendaagse maatschappij vele parallellen met de problemen waarmee de samenleving indertijd toen al worstelde. Het is niet zo dat Hitler zelf het brein achter zijn ideeën was. Hij haalde ze uit de samenleving en koos daaruit wat hem van pas kwam, om de macht te verwerven een nieuwe oorlog te beginnen om zich te wreken op het schandelijke verdrag van Versailles en de joden die daarvan de oorzaak waren. Kieft geeft aan dat in andere landen dezelfde soort ideeën heersten welke ook Hitler gebruikte. In socialistische kringen gingen stemmen op de mensheid verder te helpen door middel van harde biologische selectie. De toneelschrijver George Bernard Shaw meende ‘een groot aantal mensen zou om het leven moeten worden gebracht simpelweg omdat het voor anderen tijdverspilling is voor ze te zorgen’. Grote namen als John Maynard Keynes, Winston Churchill en de Amerikaanse president Theodore Roosevelt pleitten voor genetische selectie. Churchill stelde in 1910 als minister van binnenlandse zaken voor om bepaalde risicogroepen te steriliseren. Bij intellectuelen heerste een groot onbehagen dat de gebrekkige mensen de meeste kinderen voortbrachten. Ikzelf moest daarbij denken aan mijn eigen biologielerares op de hbs die soortgelijke kwesties behandelde en zinspeelde op mogelijkheden om de voortplanting te kunnen reguleren.

Al lezende in Mein Kampf maakt Kieft zich kwaad over de gemakzucht waarmee moderne politici het populisme op één hoop gooien met de methoden van Hitler. Het gaat er volgens Kieft om wat men onder een volk verstaat. Voor Hitler was dat een abstracte werkelijkheid, door het volk te zien als een gelijkgestemde homogene eenheid om daarmee te hoop te lopen tegen een door hemzelf bedachte vijand. In werkelijkheid bestaat het volk uit een veelvoud van individuen met soms gemeenschappelijke, soms tegengestelde belangen, die wel één gemeenschappelijk doel hebben, het bewaren van de vrede.

Zo is de boekbespreking van Mein Kampf door Ewout Kieft een prachtig boek geworden dat zin en onzin over Hitler ontrafelt en een onthullend beeld geeft van hoe de misdaden van Hitler een verkeerd referentiekader zijn geworden over wat nu als goed of verkeerd wordt gezien en aldus het eigen kritisch vermogen aantast.

En toch, ook Kieft maakt een kardinale, eigenlijk onvergeeflijke, fout in zijn analyse van dat hedendaagse denken en zijn kritiek daarop. Op de bladzijden 238 en 239 weerlegt Kieft de opvatting van de ‘linkse kerk’ die de positie van moslims in Nederland gelijkstelt met die van de joden in Hitler-Duitsland. Volgens Kieft is het antisemitisme van toen van een volstrekt andere orde dan de islamafobie van nu. Maar, zegt Kieft daarover, ‘het gaat in dit geval om iets anders, om een van de fundamenten waarop de Nederlandse democratie is gebouwd: de godsdienstvrijheid’.

Toen ik dit las kreeg ik het gevoel dat het vooroordeel over het verschil tussen alfa’s en bèta’s misschien toch zou kloppen. Deze kardinale fout wordt door velen gemaakt en verlamt het denken van onze volksvertegenwoordigers, bestuurders en rechters. Want onze democratie is in het geheel niet gebouwd op het fundament van de godsdienstvrijheid. Het is precies andersom. De godsdienstvrijheid bestaat bij de gratie van, is het gevolg van onze democratie. Het woord ‘godsdienstvrijheid’ is ooit in artikel 6 van onze grondwet opgenomen om vervolging van andersdenkenden tegen te gaan. Men heeft dat uit het oog verloren. Het gevolg is dat ondemocratische geloofsovertuigingen zoals de islam er hun voordeel mee kunnen doen, een averechts effect dus. De ‘linkse kerk’ zal dat onmiddellijk weerleggen door de positie van de gematigde moslim ter sprake te brengen. Men kan erover twisten of een zo grote wereldomspannende geloofsgemeenschap als de islam, die een krijgsheer aanbidt in plaats van een ziener die ieder geweld en dwang afzweert, of die geloofsgemeenschap in staat is een afsplitsing te bewerkstelligen waardoor de kwaadaardige elementen in hun godsdienstbeleving uitgebannen worden, zoals Luther dat heeft gedaan met de katholieke kerk. In mijn optiek is religie, godsdienst, een individuele beleving over de zin van het leven en de dood. De elementen van de islam daarentegen duiden op bekering, dwang zich te laten opnemen in een groot verband. Dat was ook wat Hitler nastreefde, zoals Kieft vakkundig analyseert in zijn boek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Hitler op goede voet stond met islamitische heersers, waarschijnlijk niet alleen vanwege de gemeenschappelijke vijand, de joden, maar ook vanwege het begrip voor elkaars methode hoe het volk te onderwerpen.



Onbeantwoorde vragen

Politiek, Wetenschap Posted on Sun, April 05, 2020 17:26:40

                     

Het coronovirus gooit alles in de war. Nemen de regeringen de juiste maatregelen of zijn ze de kluts kwijt? Er zijn deskundige, ervaren virologen die betogen dat het virus niet meer dan een soort griep is waar de meesten van genezen en alleen schadelijk is voor zwakkeren. Als dat zo is rijst de vraag waarom het gehele maatschappelijke leven er voor opgeofferd wordt om van hen die altijd al, met of zonder dat virus, verminderde levenskansen hebben het leven te rekken, al dan niet met succes.

De maatschappelijke schade lijkt in geen verhouding te staan met hetgeen men wil bereiken. Van jong tot oud banenverlies, kennisverlies, psychische trauma’s, overbelasting van een paar sectoren, politie, ziekenhuizen etc., uitval van de meeste andere sectoren, want iedereen zit werkloos thuis.

Wat ik mij afvraag is het volgende. Stel dat het virus niet herkend zou zijn als een pandemie, er niet die media-aandacht aan gegeven zou zijn, het als een griepgolf was gezien zoals die ieder jaar voorkomt, zou er dan ook zo’n run op de ziekenhuizen zijn geweest? Zouden die zwakkeren niet gewoon thuis zijn gebleven om te genezen of te sterven? Zou het niet zo kunnen zijn dat die onvoorstelbare media-aandacht het gedrag van de mensen op een dwaalspoor heeft gebracht? Door ze de verkeerde keuzes te laten maken? Zoals dat meisje in het noorden van het land, dat de viering van haar verjaardag op facebook had gezet en het land in wanorde gooide?

Men werpe mij tegen dat ik het dodencijfer over het hoofd zie. En dat is nou precies wat ik zou willen weten. Om de uitzonderlijkheid van die dodencijfers te kunnen beoordelen zouden we eerst moeten weten wat het totale dodencijfer is en niet één categorie daarvan bovenmatig uitlichten. Ik vraag mij dus af of het werkelijk zo is dat het totale dodencijfer hoger is geworden door het coronavirus. Hier is werk aan de winkel voor statistici.

Iets anders is dat ook hier weer het Cruijff adagium geldt ‘elk nadeel hep ze voordeel’. Want aan die bovenmatige consumptiedrang die onze maatschappij kenmerkt en de totaal verouderde economische inzichten van gezaghebbende lieden, die het klimaat de das om doen, wordt hier een halt toegeroepen. Dat moge welkom zijn, maar ook hier geldt dat het beter ware geweest dat dit door het gezonde verstand was gekomen.



De film Dokter Zjivago

Literatuur Posted on Sun, March 29, 2020 17:29:47

De film Dokter Zjivago wijkt op enkele kenmerkende onderdelen af van het boek van Boris Pasternak. Soms ten voordele, soms ten nadele.

De halfbroer van dokter Yoeri Zjivago, Jevgraf Zjivago komt in de film veel meer naar voren. Daar begint de film zelfs mee. In het boek wordt deze halfbroer (of soms stiefbroer, maar dat kan aan de vertaler liggen) alleen aan het einde als generaal van het Rode Leger ten tonele gevoerd. Misschien heeft de film dit minder sterke onderdeel van het boek willen maskeren. Maar ook dan blijft hij een wat wezensvreemde figuur. Want ook deze halfbroer heeft een bourgeoisverleden, wat hem niet zonder nadere uitleg tot een door de bolsjewieken gedulde revolutionair maakt.

De aanslag op de onschuld van de jonge Lara door de rokkenjagende, drinkende, kaartspelende, sluwe advocaat Komarovski wordt in de film beter in beeld gebracht. Toch blijft de figuur Komarovski wat onwerkelijk. Als jurist zou hij wat in zijn mars moeten hebben om het tot minister van justitie te kunnen schoppen, wat men zich bij diens gepresenteerde levenswijze moeilijk kan voorstellen. Van enig optreden op rechtsgebied blijkt niets, behalve dat hij, althans in het boek, eerder als een charlatan wordt voorgesteld.

De scene van de aanslag van Lara op Komarovski met een pistool wijkt in de film volledig af van die in het boek. In het boek verwondt zij de openbare aanklager Kornakov en zorgt Komarovski er voor dat zij niet vervolgd wordt. Geloofwaardig vanwege diens geheime connecties. In de film verwondt Lara haar echte doelwit Komarovski en legt niemand haar een strobreed in de weg als zij door haar vriend en verloofde Pasja Antipov de zaal uitgeleid wordt. Welk gezag deze jonge revolutionair daar in die tsaristische balzaal kan laten gelden is niet echt begrijpelijk. In de film vermeldt Pasja Antipov dat op achtjarige leeftijd zijn vader is overleden terwijl in het boek de oude Antipov nog vele jaren later lid is van een revolutionair tribunaal.

Het meest storende in de film vond ik de ontmoeting op het slagveld in de oorlog tegen de Duitsers. In het boek ligt de gewonde legerarts Zjivago in een militair hospitaal en wordt daar verpleegd door een verpleegster die Lara blijkt te zijn. Zonder het uit te spreken weten Zjivago en Lara dat zij voor elkaar bestemd zijn. Met de wilskracht die hen gegeven is onderdrukken zij dit en spreken over de revolutie, het lot van de mensheid. In de film blijft daar niets van over, stijgen de dialogen niet uit boven die in een driestuiversroman.

De film laat achterwege waarom de opstandige Pasja Antipov zijn gelukkige gezin met Lara en hun dochtertje Katjenka in Joerjatin verlaat om als militair tegen de Duitsers te vechten. Van de gevaarlijke treinreis van Zjivago naar Moskou na het einde van de oorlog zijn geen beelden te zien. Zo zijn er meerdere afwijkingen met het boek. Filmtechnisch blijft het evenwel een fantastisch spektakelstuk.

De film heb ik opnieuw bekeken met de dvd uitgave. In het eerste deel stoorde ik mij aan de Engelse taal van de acteurs, wat afbreuk deed aan de authenticiteit van wat zij moesten uitbeelden. Daarom voor het tweede deel koos ik voor het Frans wat bepaald beter klonk, met in het achterhoofd dat in het tsaristische Rusland veel Frans gesproken werd.



Boekenweekgeschenk

Literatuur Posted on Wed, March 04, 2020 19:26:35

                     

In mijn boekenkast staan wat gratis boekjes die ik ooit ongevraagd kreeg ter gelegenheid van een bezoek aan een boekhandel. De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, oftewel het CPNB, dat jaarlijks ook het boekenbal in de Amsterdamse Schouwburg organiseert, was daar verantwoordelijk voor. Maar met die boekjes maakte die stichting bij mij bepaald geen propaganda. Ik noem er een paar. ‘Afgunst’ van Saskia Noort, over een vrouw die gegijzeld wordt door een afgewezen minnaar. Waar haalt zo’n schrijfster de inspiratie vandaan? ‘Broer’ van Esther Gerritsen (ook zo’n naam waar je in de om de hoek boekhandel mee plat gegooid wordt), over een mislukte broer met een geamputeerd been waar het gezin van zijn zus (een drukbezette zakenvrouw) mee opgescheept zit. Iets beter vond ik ‘De klacht van een dorpsschoolmeester’ van J.M.A. Biesheuvel, over een schoolmeester die het door hem verwekte kind al in de baarmoeder les wil geven.

Wat maakt een boek goed? Dat blijft een raadsel, want ik weet dat die boeken of boekjes door velen verslonden worden. Maar ik vind er geen bal aan. Dus moet het aan mij liggen. En dat kwelt mij. Mag ik in alle bescheidenheid daar aandacht voor vragen? Net zoals Saskia Noort en Esther Gerritsen dat doen over wat hen dwars zit. Nu werpt u tegen dat zij het niet zijn, maar hun romanpersonages. Ik geloof u graag, maar het gaat toch in beide gevallen over gekwelde vrouwen, waar die schrijfsters iets mee moeten hebben.

Hoe komt het dat het geneuzel van elke dag voor de meesten zo opwindend is? Over de geheimen in de keuken, de kuiperijen op de werkvloer? Ik heb daar wel zo mijn ideeën over, maar ik zal u daar niet mee lastig vallen. Een tip van de sluier wil ik hier toch wel oplichten. En dat is dat je ook het geneuzel van elke dag tot heel iets bijzonders kunt maken door de wijze waarop je daarover schrijft. Dat miste ik in de hiervoor vermelde boekjes. Het bleef geneuzel.

Maar dan gebeurt het wonder. Uit verveling pakte ik gisteren toch  weer zo’n boekje, uitgegeven door die stichting die antireclame maakt waarvoor ze behoort te staan. Maar deze keer niet. Ik hield in mijn hand een boekje getiteld ‘De verdachte Verheugt’ van ene Janwillem van de Wetering uitgegeven ter gelegenheid van de Boekenweek 1980. Dat kon nooit wat zijn. Maar toen ik het in één adem uit had gelezen dacht ik er anders over. Ik keek nog eens naar het titelblad met een foto van het gezicht van een man met dezelfde kenmerken als die van de romanfiguur in het boek genaamd Rinus de Gier, ‘een mooi hoofd met een rechte neus boven een opgeborstelde volle knevel, zachte bruine kijkers, daarboven krullen, in elkaars verlengde gekamd’. Het zou zomaar kunnen dat de schrijver hier uit ijdelheid zichzelf had beschreven. Want het boekje paste keurig in de traditie van romanfiguren die door de mand vallen. Janwillem van de Wetering spaarde zichzelf niet. Die stoere uitdrukking op het gezicht, dat smoelwerk wat het ergste deed vermoeden, op zijn best gaf het de blik op een toch wankele onderneming. De man had iets van een windbuil.

Kort en goed, hier is al veel mee gezegd. Want het boekje zelf gaat over de Amsterdamse rechercheurs Grijpstra en De Gier die op oorlogspad zijn. Dat slaat vooral op de adjudant Grijpstra, terwijl zijn mindere, brigadier De Gier, hem voor valkuilen wil behoeden. Een hilarisch verhaal, zoiets als een avant propos op het boek van Michiel Princen ‘De gekooide recherche, het ware verhaal over de matige prestaties van de Nederlandse opsporing’ (verschenen in 2015). Terzijde, evenals Michiel Princen was Janwillem van de Wetering ooit vrijwillig agent van de Amsterdamse politie.

Het boekje deed mij denken aan de korte periode dat ik ooit binnen het notariaat werkzaam was. Daar werd ik geconfronteerd met een cultuur die weinig aan de verbeelding overliet. Het secretariële personeel kende alleen de vorm waarin een akte gegoten werd, met alle ontzag dat daarvoor behoorde te bestaan. Enige belangstelling, aandacht voor wat erin beschreven werd weggedrukt, zo dat het lachwekkende vormen kon aannemen. Ten blijke daarvan liet ik eens als kandidaat-notaris uit balorigheid een secretaresse het volgende tikken:

‘Heden verscheen voor mij, Gijsberthus Kwintus, notaris ter standplaats Rotterdam, mevrouw Juliana van Oranje, Koningin der Nederlanden. De comparante verklaarde het helemaal gehad te hebben met haar gemaal en met het oog op diens verwijdering uit de Koninklijke Stallen de volgende staat van haar bezittingen te willen maken……..enz.’

U begrijpt dat notaris Kwintus de akte niet heeft verleden. Maar hij riep mij wel bij zich, verzuchtende dat ik niet geschikt was voor het vak.

Misschien krijgt u enig idee wat ik wel en wat ik niet kan waarderen.



Dokter Zjivago

Literatuur Posted on Tue, February 25, 2020 12:58:03

Het boek Dokter Zjivago van Boris Pasternak verscheen in het jaar 1956 in het westen, terwijl het in de Sovjet Unie verboden bleef. In 1958 kreeg Pasternak de Nobelprijs voor literatuur, die hij niet kon ophalen op straffe van verbanning. Anderhalf jaar later overleed Pasternak, op zeventigjarige leeftijd. Het boek is mede bekend geworden door de film uitgebracht in 1965. Men kan er altijd over gissen of een film een boek echt kan weergeven. Voor mij waren het twee verschillende grootheden. Het boek rekende ik tezamen met Oorlog en Vrede en Anna Karenina van Tolstoj tot de aangrijpendste boeken die ik gelezen had.

Dokter Zjivago past ook wel in die traditie hoewel de boeken van Tolstoj in het tsaristische Rusland spelen. Dokter Zjivago beschrijft de jaren 1905 tot 1929, het tijdperk waarin Rusland omver geworpen werd met wreedheden die het Hitler regiem te boven gingen. Pasternak beschrijft de burgeroorlog tussen de Witten, de verdedigers van de constitutie na de afzetting van de tsaar in 1916, en de Roden, de bolshevisten, een splinterpartij die vasthield aan een al in 1905 opgezet onverbiddelijk strijdplan om de absolute macht te grijpen. De haat kenmerkte het programma en onderdrukking vond daarin zijn rechtvaardiging. Voor een eigen oordeel was geen plaats meer. De machthebber zag daarin het grootste gevaar. Zelfs het geringste vermoeden van een afwijkend oordeel duidde op verraad aan de revolutie, met onverbiddelijke gevolgen, zelfs als het je eigen kind betrof.

Het is die tijdgeest welke Pasternak beschrijft. De jeugd van Joeri Andrejevitsj Zjivago in het nog tsaristische Rusland voltrekt zich onder een ongelukkig gesternte. Zijn het familievermogen verkwistende vader heeft hij nooit gekend en op het graf van zijn moeder ervaart de tienjarige jongen dat hij arm is. De jonge Zjivago wordt in Moskou ondergebracht in het gezin van professor Gromeko waar hij kan studeren voor dokter en later met diens dochter Tonja trouwt. Eerder is hij getuige van de bijna zelfmoord van madame Guichard, een weduwe van een Belgische ingenieur, die een naaiatelier drijft. Haar minnaar, de sluwe advocaat Komarovski, heeft het bestaan haar dochter, de zestienjarige gymnasiaste Larissa of Lara Fjodorovna te verleiden. Later ziet Joera Zjivago met zijn verloofde Tonja hoe op een bal Lara met een pistool schiet en zij de door haar gehate Kornakov, die opstandige spoorlieden aanklaagt, lichtelijk verwondt. Echter de eveneens aanwezige Komarovski, die Lara als jong meisje van haar onschuld heeft beroofd, vermoedt dat hij het echte doelwit was. Niettemin slaagt Komarovski haar te behoeden voor vervolging. Onder die omstandigheden trouwt Lara met Pasja, de zoon van de opstandige spoorman Antipov, haar jeugdvriend, die verbitterd is door wat Komarovski Lara aangedaan heeft.

Lara en Pasja verhuizen naar Joerjatin, een stad in de Oeral, waar Lara als lerares geschiedenis en Pasja als leraar wiskunde aan het plaatselijke gymnasium werkzaam zijn. Ze krijgen een dochtertje Katjenka. Maar hun geluk is kortstondig. De onrustige Pasja neemt dienst in het leger om te vechten tegen de Duitsers. Als hij verdwenen, misschien krijgsgevangen of gesneuveld is laat Lara haar dochtertje Katjenka onder de hoede van een vriendin en neemt ze als verpleegster dienst in het leger om hem te vinden. In het plaatsje Meljoezejevo ontmoet zij Zjivago in een veldhospitaal, die daar ligt nadat hij als legerarts zelf gewond is geraakt. Zjivago schrijft aan zijn vrouw Tonja over de ontmoeting met een bijzondere verpleegster. In hartverscheurende bewoordingen schrijft Tonja terug dat Zjivago dan maar die waanzinnig mooie verpleegster moet volgen naar de Oeral. Inmiddels is in Sint Petersburg de revolutie uitgebroken die zich razendsnel verspreidt. Als Lara verneemt dat haar man Pasja gesneuveld is wil zij met haar dochtertje terug naar Joerjatin. Zjivago wil naar zijn gezin in Moskou, wil Tonja afbrengen van haar dwaalweg dat hij niet meer van haar zou houden.

Voordat zij ieder huns weegs gaan hebben Zjivago en Lara een gesprek over de staat waarin het land zich bevindt. Als antwoord op de misstanden in het tsaristische Rusland meenden beiden de revolutie te kunnen begrijpen, die echter snel ontaard is en zij hun leven niet zeker zijn, zij zich zo goed en zo kwaad als het gaat alleen als dokter en verpleegster staande kunnen houden, zij verdacht blijven, niet alleen door hun bourgeois afkomst maar ook door eigenzinnig geluid. Als Lara bemerkt dat Zjivago in verwarring geraakt door gevoelens voor haar verwijt zij zich dat en spreekt hem bitsig toe tot zichzelf te komen. Daarna reizen zij af. Voor Zjivago is de treinreis naar Moskou gevaarlijk door rebellen die onderweg op stations te keer gaan. Tijdens de reis denkt Zjivago na over wat er veranderd is. Een vredig leven met Tonja en zijn zoontje Sasja is onmogelijk geworden. Zijn hartstocht voor de revolutie zoals die in de geesten van goedwillenden woedde is voorbij. Hij beseft dat de soldatenrevolutie is overgenomen door bolsjewieken met hun meedogenloze programma. In de aangebroken tijd van oorlog en verschrikking met alle meedogenloosheid die daarbij komt straalt Lara een beeld uit van onverzettelijkheid.

Het gist in Rusland en er zijn voortdurend straatgevechten. Het is onduidelijk welke kant het opgaat. In Moskou bewoont de familie van Tonja nog maar drie kamers van het grote huis van haar vader, opgeëist door de raden van de revolutie, de sovjets. De revolutie is in volle kracht losgebarsten en de bourgeoisie moet vrezen voor haar leven. Velen kunnen voor het minste of geringste opgepakt en terecht gesteld worden.

Op aanraden van Jevgraf,de stiefbroer van Zjivago, die goede verbindingen met het gezag heeft, onderneemt het gezin Zivago met de schoonvader, professor Gromeko, voor hun veiligheid de reis naar het landgoed Varykino, van Krüger, de grootvader van Tonja, dichtbij de stad Joerjatin in de Oeral. Zjivago is tegen de reis omdat hun verwantschap met grootvader Krüger, eigenaar van het landgoed en de fabriek, hen noodlottig zal worden. Tonja en haar vader geloven echter dat de rentmeester Mikoelytsin hen zal beschermen. Met veel moeite door bemiddeling bemachtigen zij in de lange trein met 23 wagons, waaronder een paar personenwagons, hun plaatsen. De treinreis vordert zeer langzaam en is vol van gevaar. Meereizende matrozen, onberekenbare helden van de revolutie worden gevreesd. Op  tussenliggende stations verkoopt het gezin hun linnengoed voor eten . Orde en gezag ontbreken, er dreigt voortdurend onraad, gevaar.

De treinreis naar de Oeral doet er weken, zo niet maanden over. Als het al winter geworden is moeten er door de reizigers in een bos bomen gekapt worden om de locomotief weer op stoom te krijgen. Onderweg komen zij langs platgebrande dorpen en stations waar Streljnikov, de legerkommissaris van de Roden, het gebied op de Witten terugveroverd heeft. In een voorstadje van Joerjatin houdt de trein stil op een rangeerterrein. Als Zjivago uitstapt om een luchtje te scheppen wordt hij door twee schildwachten opgebracht naar de gepantserde trein van Streljnikov op verdenking een ontsnapte gevangene en zijn lot bezegeld lijkt te zijn. Zjivago heeft het geluk dat Streljnikov hem ziet die beslist dat hij dat niet kan zijn en hij vrij man is ondanks de verdenking en de bevestiging door Zjivago zelf dat hij verwant is aan de grootgrondbezitter Krüger. Toch nodigt hij Zjivago uit voor een gesprek. Streljnikov, een knappe man van wie een natuurlijk gezag uit gaat, maakt indruk op Zjivago. Streljnikov vertelt dat zij de Witten onder aanvoering van zijn vroegere schoolkameraad Galjoellin op de vlucht hebben gejaagd. In de legertrein staart Streljnikov naar buiten waar in de verte Joerjatin ligt waar zijn vrouw en kind moeten zijn, naar wie hij pas kan gaan als zijn taak volbracht is.

Eindelijk komt het gezin van Zjivago aan op het landgoed in Varykino,waar ze niet hartelijk ontvangen worden door de rentmeester Mikoelytsin, die moeilijkheden verwacht door hun verwantschap met zijn vroegere landheer Krüger, vooral omdat Tonja zo op haar grootvader lijkt. Toch krijgt het gezin een bijgebouw en een lapje grond voor een moestuin toegewezen. Van Jelena Prokovna, de jonge tweede vrouw van Mikoelytsin, hoort Zjivago over de legende van de als Streljnikov herrezen Antipov, als krijgsgevangene van de Duitsers doodgewaand, maar gevlucht, haar vroegere leraar wiskunde op wie alle meisjes verliefd waren, getrouwd met een lerares.

In de winter in Varykino begint Zjivago te schrijven, gedichten, aantekeningen over het verschijnsel leven, over recht en onrecht, over de natuur, over de menselijke lotsbestemming, over de ongelijke verdeling van de welvaart. In de lente raakt Tonja in verwachting. Zjivago’s broer Jevgraf komt hen opzoeken, die door zijn verbindingen met het gezag kan zorgen voor hun veiligheid. Voor zijn onderzoekingen bezoekt Zjivago de bibliotheek in Joerjatin. Onder het lezen ziet hij een nieuwe bezoekster in wie hij Lara herkent, door allen uiterst welwillend begroet. Hij probeert haar uit zijn gedachten te zetten, maar herinnert een stem uit één van zijn dromen, die van Lara geweest moet zijn. Zij is onweerstaanbaar terwijl zij niet wil behagen. Als hij zijn boek terugbrengt naar de toonbank van de leeszaal ziet hij op een kaartje tussen de door Lara teruggebrachte boeken haar adres. Dagen later zoekt Zjivago haar op en vindt haar bij de waterput met een juk en twee emmers water over haar schouder. Door de wind waait haar hoofddoek af die Zjivago achterna rent en haar aanreikt. Beiden proberen hun gevoelens over het onverwachte weerzien te verbergen. In de woning waar Lara met haar dochtertje Katjenka woont wemelt het van de ratten. Met gebroken glas wordt de slaap- en zitkamer afgeschermd. Zjivago mijmert ‘zij leest met een kracht als was het lichamelijke arbeid, zij doet het lichamelijke werk alsof zij leest, licht en zonder moeite, alles gaat haar licht af. Alles is natuurlijk aan haar’. Zjivago vertelt Lara over zijn ontmoeting met Streljnikov, haar man, wat diepe indruk op haar maakt. Zij vraagt of hij echt zo meedogenloos is, wat Zjivago ontkent. Toch zal het slecht met hem aflopen volgens Zjivago, omdat hij zoveel leed heeft aangericht. Hij is een werktuig van de bolsjewieken die zich van hem zullen ontdoen zolang hij niet langer nodig is. Lara verbaast zich over de verbitterde toon van Zjivago over de revolutie. De strijd om Joerjatin is gewonnen door Streljnikov die Galioellin op de vlucht heeft doen slaan. Toen deze nog heerste in Joerjatin heeft Lara wel met diens hulp mensen kunnen redden. Als klein meisje had ze vaak gespeeld op de binnenplaats waar hij woonde. Zjivago verbaast zich erover dat Streljnikov de man is van Lara. Zijzelf begrijpt niet dat haar man haar niet is komen opzoeken nadat hij Joerjatin had ingenomen terwijl hij wist waar zij waren. Zijzelf had belet proberen te krijgen bij hem, de gouverneur van de stad, wat geweigerd werd door zijn adjudant nadat zij hem vertelde dat het om een persoonlijke zaak ging. Lara vertelt over de gruweldaden die de Witten in Joerjatin begingen. Toch begrijpt ze niet dat de joden het ongeluk niet uit de weg gaan, niet kunnen opgaan in andere mensen voor wie zij het monotheïsme hebben geschapen. Pavel Antipov, de vader van Streljnikov, vroeger opzichter bij de spoorwegen, is lid geworden van een revolutionair tribunaal, maar vader en zoon zien elkaar nooit meer, alsof mensen kiezelstenen zijn geworden met hun principes en disciplines, aldus Lara.

Tijdens zijn bezoeken aan Joerjatin verblijft Zjivago meestal bij Lara, onder het voorwendsel voor zaken te zijn opgehouden en in een herberg te hebben overnacht. Op de avond naar Varykino terug te willen keren en zijn ontrouw aan Tonja op te biechten wordt Zjivago ontvoerd door de woudbroeders, partizanen, onder leiding van Liveri, de zoon van Mikoelytsin, die een legerarts nodig hebben. De partizanen leven in Siberië ondergronds waar de sovjets zijn teruggeworpen, en de macht is overgegaan op een opperste regent Koltsjak. Het platteland verkeert in volledige wanorde. De winkelierster Galoezina in de nederzetting Chodatskoje met woonkazernes voor werklui aan het spoor slaakt menige verzuchting. Rusland was vroeger een jong meisje dat echte vereerders, echte beschermers had. Nu is de glans er overal af, zijn er alleen nog maar burgerlijke ploerten, advokaten en joden die dag en nacht onvermoeid hun woorden herkauwen tot zij er in stikken. Het was allemaal de schuld van de jood Lejb Trotski. In Chodatskoje is de macht in handen van vroegere politieke gevangenen zoals Tiverzin en Antipov. Die hadden hun leven tussen spoorwegmachines doorgebracht en waren nu zelf even koud en genadeloos als die machines geworden. Galoezina vindt zichzelf een voortreffelijke vrouw, zelfstandig, goed geconserveerd en intelligent. Maar voor die eigen eigenschappen bestaat geen enkele erkenning in die afgelegen negorij.

Ondertussen proberen politieke agitatoren uit Moskou de plattelandsbevolking, de werkende boerenstand op te zetten tegen het burgerlijke regime in Siberië. Op geheime vergaderplaatsen vinden bijeenkomsten plaats onder bescherming van de jonge partizanenleider Liveri. De keuring van jonge recruten in de plaatsjes Koetjejni en Jermplaj wordt verstoord door provocateurs. Jonge recruten ontsnappen, worden achterna gezeten door de militie. De gevluchte recruten kiezen voor het woudleger. In de winter heeft dokter Zjivago het in het woudleger vooral druk met vlektyphus en in de zomer met dyphterie. Het woudleger is vertienvoudigd met nieuwe opstandelingen en overlopers uit het vijandelijke kamp. Tijdens een confrontatie met de Witten wordt hij gedwongen het vuur op hen te openen en meent de jonge Witgardist Serjozja Rantsevitsj gedood te hebben, die schijndood blijkt te zijn. De kogel was tegenhouden door een gouden kokertje op zijn borst. Zjivago verzorgt en verbergt hem. Na zijn herstel laat hij hem gaan terwijl hij toch de strijd tegen de Roden weer wil opnemen. Zjivago wordt gedwongen vele nachten met de jonge legercommandant Liveri door te brengen. In het woudleger dreigt opstand door raddraaiers die gemene zaak maken met de vijand en Liveri willen vermoorden. Zjivago wil Liveri waarschuwen, hoewel hij zelf vaak diens dood gewenst heeft. In de winter is het woudleger omsingeld door de Witten en is er gebrek aan van alles. Temidden van de partizanen, in het bos in Siberie droomt Zjivago hallucinerend van Lara wier linkerschouder geopend is met een sleutel en een zwaard waar in de bodem van haar holte haar zielsgeheimen blijken te liggen. Vreemde steden die zij bezocht heeft, vreemde straten, vreemde huizen worden er als linten uit getrokken, worden als een kluwen lint afgerold en als rolletjes naar buiten geworpen. Het was die onvergetelijke eenvoudige en heftige lijn, waarmee de schepper haar in één penseelstreek heeft neergezet, die goddelijke omlijsting, waarin de schepper haar had gewikkeld als een kind dat men pas gebaad heeft in een stevig omgeslagen beddenlaken en waarin hij haar aan Zivago’s hart had toevertrouwd.

De wreedheden nemen toe. De Witten laten een gevangene, waarvan rechterarm en linkerbeen zijn afgehakt en op de rug gebonden, naar het woudleger toe kruipen om zo de overgave te eisen. Pamfyl Palich, een gestoorde in het woudleger, slaat dan zijn vrouw en kinderen dood in razernij van verdriet. De Witten en de Roden wedijveren met elkaar in fanatisme en wreedheid. De Roden zijn aan de winnende hand en jagen op Koltsjak langs de grote spoorlijn naar het oosten om hem in zee te drijven. Zjivago ziet hallucinerend Tonja met zijn kinderen door een sneeuwstorm lopen.

Uiteindelijk weet Zjivago uit het woudleger te ontsnappen. Na vele ontberingen, terug in Joerjatin is de stad in handen van de Roden. In Lara’s huis vindt hij haar handgeschreven brief dat zij weet hoe hij ontsnapt is. Ze is naar Varykino gegaan waar ze geholpen heeft bij de bevalling van Tonja. Van de schoonzuster van Mikoelytsin, Toentseva, die Zjivago knipt en scheert, verneemt hij dat Tonja met de kinderen en haar vader terug zijn naar Moskou waar haar vader als professor in de landbouw heen is geroepen door het Rode Bewind om de landbouw weer op poten te zetten. In zijn koortsfantasieën droomt Zjivago afwisselend van Tonja en Lara, het duizelt hem. Tot hij wakker wordt en bemerkt dat hij door Lara gewassen en verpleegd wordt. Ze wil dat hij teruggaat naar zijn gezin in Moskou. Wat niet kan omdat ze beiden verdacht zijn en moeten proberen in Joerjatin hun beste beentje voor te zetten voor het nieuwe Rode Bewind. Zjivago krijgt een brief van Tonja met het bericht dat de familie verbannen is naar Frankrijk en hij ze nooit terug zal zien. Komarovski komt langs in Joerjatin en zegt dat hun leven niet zeker is. Hijzelf is gevraagd als minister van justitie in een nieuwe republiek in Siberië voortkomende uit de omvergeworpen Voorlopige Regering en de met verlof gezonden Constitutionele Raad. Hij wil Lara meenemen tezamen met Zjivago omdat Lara anders niet zal gaan. Maar voorlopig vluchten Lara en Zjivago naar Varykino. In Varykino, het is hartje winter, daar schrijft Zjivago zijn gedichten. Uiteindelijk weet Komarovski hen ook daar te vinden en biedt hen de gelegenheid vanuit Joerjatin te vertrekken met de diensttrein van de Voorlopige Regering die onder stoom ligt  voor vertrek naar het oosten. Komarovski weet ook te melden dat Streljnikov gepakt en ter dood veroordeeld is, draagt Zjivago op dat voor Lara te verzwijgen. Lara’s leven als zijn vrouw en dat van hun dochtertje Katjenka zijn nu ook in gevaar. Zjivago vraagt Lara met Komarovski te vertrekken zeggende dat hij een dag later zal komen, wat een leugen is om bestwil. Lara en Katjenka vertrekken met Komarovski. Zjivago blijft achter. Na een aantal dagen vol vertwijfeling vat Zjivago het plan op terug te keren naar Moskou. Voordat hij kan vertrekken komt een vreemdeling hem bezoeken, een man die hem vaag bekend voorkomt. Het is Streljnikov die hoopte daar zijn vrouw en dochter te treffen. Hij weet dat Zjivago bij haar woonde. Ondanks zijn jaloersheid spreken zij ruimhartig met elkaar. Strelnjikov is op een valse aanklacht voor de krijgsraad gedaagd en leeft al enkele maanden ondergedoken. Streljnikov verhaalt over zijn hartstocht voor de revolutie en hoe hij Lara had ontmoet, als kind als meisje, leerlinge van het gymnasium, maar in haar ogen kon je de waakzaamheid en onrust van deze eeuw al aflezen. Beiden spreken over Lara en kunnen eerbied en ontroering nauwelijks verbergen. Streljnikov weet dat de woorden van Zjivago het laatste zijn wat hij van Lara zal vernemen. Ze zullen hem arresteren. De volgende dag, Strelnjikov heeft bij hem overnacht, vindt Zjivago Streljnikov buiten liggen in de sneeuw, hij heeft zichzelf door het hoofd geschoten.

Na een tocht van maanden keert Zjivago terug in Moskou waar het politieke klimaat iets milder geworden is. De oude conciërge van zijn schoonvader Markel is opgeklommen tot wijkcommandant. Zijn dochter Marina wordt Zjivago’s derde vrouw en ze krijgen twee dochtertjes Kapka en Klajka. Marina offert zich helemaal op voor Zjivago wiens eigenaardigheden steeds vreemdere vormen aannemen. Door zijn schuld geraken zij in bittere armoede. Zijn oude vrienden uit zijn jeugd, Doedorov en Gordon, nu behorende tot de betere kring van professoren, proberen Zjivago te beleren maar missen zelf ieders redenaarstalent. Het langs elkaar heen praten van Doedorov en Gordon tegenover en met Zjivago komt doordat Doedorov en Gordon gehersenspoeld zijn door de revolutie terwijl Zjivago zichzelf is gebleven, wat hem in de ogen van anderen tot een zonderling maakt.

Op een dag is Zjivago verdwenen. Marina is teneinde raad, klopt aan bij Doedorov. Maar Zjivago verkeert onder de hoede van zijn halfbroer Jevgraf Zjivago, die hem ook geld verschaft voor Marina om van te leven en Zjivago ook een goede betrekking in een ziekenhuis bezorgt. Jevgraf stelt zijn halfbroer Joeri ook in de gelegenheid als dichter en wetenschapper te werken.

Op een snikhete dag in de tram, die stilstaat vanwege en mankement, wordt Zjivago niet goed, wringt zich naar buiten door de mensenmassa heen die hem verwenst, stapt eindelijk van de tram op straat, doet een paar passen en sterft aan een hartverlamming. Marina is ten einde raad. Doedorov en Gordon ontfermen zich over haar. Als een man met zijn onderzoekende, de nieuwsgierigheid opwekkende Kirgiezische spleetogen, in gezelschap van een achteloos schone vrouw de lijkkamer betreedt verlaten allen, Marina ingezonderd, het vertrek. Het is Larissa, kennelijk in Moskou op zoek naar verloren herinneringen, in gezelschap van Zjivago’s halfbroer, Zij verneemt van Jevgraf dat haar man Antipov of Streljnikov zich van het leven heeft beroofd, na eerst uitvoerig met Joeri Zjivago te hebben gesproken. Bij alle herinneringen die haar doen verstijven en misselijk maken verlaat Lara de lijkkamer. Een aantal dagen later wordt zij gearresteerd en sterft of verdwijnt als een naamloze in een van de ontelbare concentratiekampen in het noorden.

Midden in de oorlog in 1943 na de omwenteling tegen de Duitsers bij Koersk overnachten majoor Doedorov en tweede luitenant Gordon in het plaatsje Tsjerni. Het wasmeisje Tanja zal hen schone kleren bezorgen. De halfbroer van Joeri Zjivago, generaal Jevgraf Zjivago, speurt naar gegevens over een oorlogsheldin Christina Orletsova. Het wasmeisje Tanja was een vriendin van haar. Doedorov en Gordon hebben in strafkampen gezeten, maar zijn gerehabiliteerd. Het vreemde is dat Tanja dezelfde glimlach heeft als Joeri Zjivago en aantrekkelijk is ondank haar te korte neus en hoekige jukbeenderen. Haar bijnaam is Tanja de Waardeloze omdat zij haar ouders nooit gekend heeft. Als Tanja met Doedorov en Gordon wachten op de vrachtauto die hen zal ophalen vertelt Tanja over haar gesprek met generaal-majoor Zjivago. Die hoorde haar uit over Christina Orletsova. Gaande het gesprek werd hij steeds geïnteresseerder in haar zelf. Tanja vertelt dat zij eigenlijk de dochter is van de vrouw van een minister in Wit-Mongolië, kameraad Komarov, maar dat die niet haar vader is. Komarov had haar moeder in de trein gezet op de vlucht voor de Roden naar Mongolië. In de trein beviel zij van Tanja en heeft haar aan de baanwachtersvrouw Marfa gegeven, in Nagornaja, drie haltes van Moskou. Het zou tijdelijk zijn, maar het werd voor altijd omdat Komarov niet van kinderen hield. Als Tanja een jong meisje is wordt Marfa thuis overvallen wordt door een onverlaat die haar geld wil stelen. Ze raakt waanzinnig en stuurt de schurk de kelder in met het stiefbroertje Petjenka met de lamme beentjes als gegijzelde en sluiten ze op door het luik dicht te gooien en op slot te doen. Als er een legertrein langzaam voorbij komt waarschuwt Tanja de soldaten die de schurk uit de kelder trekken en rijden met de trein over hem heen. Tanja vertrekt met de soldaten, gaat mee in de trein. Na haar verhaal begrijpen Doedorov en Gordon wie het wasmeisje Tanja eigenlijk is.

Ondanks enkele onwaarschijnlijkheden biedt het boek een indrukwekkend verhaal. De stief- of halfbroer Jevgraf van dokter Zjivago komt zo nu en dan als een duveltje uit een doosje de dokter uit de brand helpen. Hoe die daarin slaagt is volstrekt onduidelijk, ook al omdat Jevgraf ontsproten moet zijn uit een buitenechtelijke liaison van de vader, een losbol die na zijn fortuin er doorheen gejaagd te hebben zelfmoord pleegt, met een gravin, maar deze nakomeling onder de wisselende machtsverhoudingen als een soort Talleyrand er toch in slaagt hoge machtsposities te blijven bekleden, die niet verenigbaar zijn met zijn afkomst, iets wat de zachtmoedige dokter Zjivago juist opbreekt.

Uit het boek spreekt de stem van het geweten dat niet kan zwijgen. Steeds opnieuw in de geschiedenis duiken er geloofsovertuigingen, religieus of niet, op met als rechtvaardiging te mogen liegen en te moorden. Steeds opnieuw vormt zich een cultuur dat andersdenkenden niet verdraagt. Het is niet voor niets dat het boek sluit met de gedichten van dokter Zjivago, geschreven in zijn kluizenaarsbestaan in Varykino, waar hij zich zijn verbeelding van het leven op papier kon zetten en voor zolang het duurde gelukkig moet zijn geweest. De buitenechtelijke relatie van dokter Joeri Zjivago met de lerares, verpleegster Larissa Antipova moet het zinnebeeld zijn van de lotsverbondenheid tussen gelijkgestemden in een wereld van gruwelen dat zijn weerga niet kent.



« PreviousNext »